Afschaffing, althans gedeeltelijk, van de controleplicht

Marcel Pheijffer

Ik zie de accountantscontrole als een belangrijke hygiënefactor in het economisch verkeer. Zeker indien accountants hun werk goed doen en zij daarbij het publiek belang afdoende in het oog houden. De realiteit is echter dat dat niet altijd het geval is. Toezichthouders in onder meer Nederland, het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten tonen keer op keer aan dat het schort aan de kwaliteit van de accountantscontrole. Casuïstiek wijst menigmaal aan dat het klantbelang of eigenbelang voor accountants prevaleert ten koste van het publiek belang.

Binnen deze context is het niet verwonderlijk dat er discussie ontstaat over de vraag op welke wijze de kwaliteit van de accountantscontrole kan worden verhoogd. Dat kwaliteitsverhoging noodzakelijk is, staat buiten kijf. Daartoe heeft de toezichthouder op het accountantsberoep, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de afgelopen jaren menig voorstel gedaan. Wet- en regelgeving hebben eveneens gezorgd voor kwaliteitsimpulsen, maar ook voor bevestiging van de relevantie van de accountsfunctie. De nieuwe Code Corporate Governance, waarin zowel de interne als de externe accountant een prominente plaats inneemt, vormt daarvan een recent bewijs. Vanuit de sector zelf heeft de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep in september 2014 een lezenswaardig rapport afgescheiden. Daarin worden 53 maatregelen voorgesteld die beogen de kwaliteit van de accountantscontrole te verhogen. Maatregelen waarop de Monitoring Commissie Accountancy recentelijk reflecteerde.

Wetenschappelijk gezien vormt de kwaliteit van de accountantscontrole een belangrijk onderzoeksterrein waarover vele proefschriften en artikelen zijn verschenen. Daarin wordt de mate van kwaliteit nogal eens afgemeten aan de noodzaak tot en de omvang van restatements. Dat is een geheel andere maatstaf dan degene die toezichthouders hanteren, namelijk: wordt aan wet- en regelgeving voldaan? Het maatschappelijk verkeer stelt weer andere kwaliteitseisen, bijvoorbeeld of de accountant zijn signaal- en waarschuwingsfunctie goed weet te vervullen, deze schade weet te voorkomen en of er anderszins toegevoegde waarde door hem of haar wordt geleverd.

“Zij kiezen dan voor een extra hygiënefactor en kunnen zich daarmee onderscheiden ten opzichte van concurrenten.”

Hoogleraar Jan Bouwens deed onlangs via een opiniestuk in het Financieele Dagblad (27 december 2016) eveneens een duit in het zakje. Naar zijn mening zal afschaffing van de wettelijke controleplicht de kwaliteit van de accountantscontrole verhogen. Bouwens verwijst daarbij naar het werk van Shyam Sunder (Yale). Sunder heeft al in 2003 gewaarschuwd voor het feit dat sinds de verplichtstelling van de controle de prijzen van audits zijn gedaald en de gecontroleerde bedrijven zich nog nauwelijks op hun kwaliteit kunnen onderscheiden door voor de beste accountant te kiezen of door geheel van controle door de accountant af te zien.

Bouwens vervolgd met de stelling dat de kwaliteit van de accountant van buitenaf toch al moeilijk is waar te nemen en dat de kwaliteit verder wordt vertroebeld met de verplichtstelling van de controle. Omdat bedrijven zich, aldus nog steeds Bouwens, niet kunnen onderscheiden bij verplichte controle willen ze liever helemaal niet meer gecontroleerd worden en gaat men de prijs omlaag drukken om de omvang van de controle op een zo laag mogelijk niveau te brengen.

Voor de tanende controlekwaliteit heeft Bouwens de volgende oplossing: ‘Het is veel beter als bedrijven signalen omtrent hun kwaliteit aan de buitenwereld (banken, aandeelhouders, afnemers, etc.) kunnen afgeven door voor de beste accountant te kiezen voor de controle van hun jaarrekening, in plaats van dat ze moeten kiezen uit een aanbod dat min of meer van een gelijkwaardige kwaliteit is. We moeten bedrijven dus vrij laten om te kiezen of ze zich wel of niet laten controleren.

“Wettelijke verplichtingen werken dan belemmerend en zullen worden omzeild.”

Binnen de Nederlandse context – die Bouwens in zijn bijdrage al dan niet bewust buiten beschouwing heeft gelaten – is het pleidooi van Bouwens echter niet nieuw. Zowel Brenda Westra als ondergetekende hebben eerder gepleit voor afschaffing van de accountantscontrole. Ik heb daarbij echter wel een nuance geplaatst, namelijk dat aan de bovenkant van de markt – daarmee doel ik in ieder geval op de categorie beursgenoteerde ondernemingen – de wettelijke verplichting tot accountantscontrole dient te worden behouden en dat het toezicht daarop, door de AFM, van mij nog wel strenger mag. Maar met Bouwens ben ik van mening dat de wettelijke verplichte accountantscontrole voor een groot deel van de (MKB-)markt kan vervallen. Hetgeen onverlet laat dat organisaties kunnen kiezen voor een vrijwillige accountantscontrole. Zij kiezen dan voor een extra hygiënefactor en kunnen zich daarmee onderscheiden ten opzichte van concurrenten.

Bouwens visie lijkt een liberale en economisch gedreven basis te kennen. Mijn vertrekpunt is anders. Ik ben namelijk de mening toegedaan dat het een fictie betreft te veronderstellen dat de accountant in het MKB-segment het maatschappelijk verkeer en het publiek belang kan dienen in situaties waarin diens cliënt geen oog heeft of wil hebben voor dat maatschappelijk verkeer en het publiek belang. Zo’n cliënt wil helemaal geen onafhankelijke accountant die netjes wet- en regelgeving naleeft en het publiek belang voorop stelt. Zo’n cliënt wil een accountant die zijn belang dient en voor hem of haar toegevoegde waarde levert.

Indien dat de realiteit van de markt is, dan bepaalt die realiteit ook de inrichting van de markt der accountantscontrole. Wettelijke verplichtingen werken dan belemmerend en zullen worden omzeild. Door cliënten en hun – falende – accountants.

reacties