For the English version, click here. De AEX index wordt als de belangrijkste graadmeter gezien van de Nederlandse economie. In veel kranten
Het unieke Energieakkoord zorgt in Nederland voor een duidelijke, duurzame koers in de energievoorziening. Het akkoord, met een grote inzet op windenergie, werd in 2013 door meer dan veertig organisaties gesloten. Het Energieakkoord moet ervoor zorgen dat Nederland in 2020 aan zijn Europese doelstelling van 14 procent duurzaam opgewekte energie voldoet. Volgens het akkoord moet dit vervolgens groeien naar 16 procent duurzame energie in 2023.
Een belangrijk deel van deze duurzame energie moet met wind worden opgewekt. Er is 4450 megawatt (MW) windenergie op zee gepland en 6000 MW aan windenergie op land. Op dit moment is het opgestelde windvermogen in Nederland 3357 MW. In totaal is slechts ongeveer vijf procent van de Nederlandse energievoorziening duurzaam. Vergeleken met andere landen in Europa is dit zeer laag. Alleen Malta en Luxemburg doen het nog slechter. Nederland heeft dus nog een grote slag te maken.
Wind op zee
Als het gaat om wind op zee kwam Nederland in eerste instantie goed uit de startblokken. Nederland was een van de eerste landen in de wereld die een offshore windpark aanlegde. De eerste twee windparken op zee, Egmond aan Zee (klaar in 2006) en het Prinses Amaliawindpark (gereed in 2008), hebben een geïnstalleerd vermogen van 228 MW. Sindsdien stond windenergie op zee lange tijd stil in Nederland.
Pas in september 2015 steeg het opgesteld vermogen aan windenergie op zee weer in Nederland, met het gereedkomen van het park Luchterduinen. Dit windpark bestaat uit 43 turbines met een totaal aan 129 MW aan vermogen. Gemini, 85 kilometer ten noorden van de Waddeneilanden, zal operationeel zijn in 2017 met een geïnstalleerd vermogen van 600 MW, een echte klapper dus. Verder komt binnenkort in het windpark Westermeerwind in het IJsselmeer een opgesteld vermogen van 100 MW te staan.
Om de doelstellingen in het Energieakkoord te kunnen realiseren is door alle partijen afgesproken om de komende jaren in vijf stappen van steeds 700 MW in totaal 3500 MW extra vermogen aan windparken op zee te bouwen. De windmolenparken worden gebouwd in een aantal kavels waarvan er steeds 2 (350 MW) per tender vergund worden. Overigens kan een bieder ervoor kiezen om meer vermogen (tot 380 MW) op te stellen, om zo meer energie op te wekken en inkomsten te genereren.
De windmolenparken worden niet direct via kabels op het land aangesloten. Er zullen een soort stopcontacten op zee worden gebouwd waarop de windmolens worden aangesloten, een uniek Nederlandse oplossing om de kosten naar beneden te brengen. Deze stopcontacten zijn vervolgens verbonden met land.
De nieuwe windmolenparken op zee worden via vijf tenders aanbesteed, waarbij de winnende partij de vergunning krijgt én tegelijk de benodigde rijkssubsidie. De winnaar wordt gekozen op basis van prijs, het consortium waarbij de overheid het minste subsidie moet bijpassen om het project te realiseren. De tenderwinnaar krijgt de subsidie verdeeld over 15 jaar, daarna moet het consortium het zuiver doen met de opbrengst van de verkoop van elektriciteit op de handelsbeurs.
Omdat in het Energieakkoord ook is afgesproken dat er een kostenreductie van 40 procent moet worden bereikt voor de nieuwe windparken op zee is per tender vastgelegd wat het maximum tenderbedrag is, oftewel de subsidie per opgewekte eenheid stroom. Een bieder moet er wel rekening mee houden dat elektriciteitsprijzen over de jaren heen erg kunnen fluctueren, wat een business case onzeker maakt.
In totaal is voor het elektriciteitsnet op zee 18 miljard aan subsidie gereserveerd, en dat voor de komende 20 tot 30 jaar. Daarvan is 3 à 4 miljard nodig voor de bouw van de stopcontacten en kabels. Er is voor gekozen dat TenneT dit gaat doen, de netbeheerder van het Nederlandse hoogspanningsnetwerk. De rest van het beschikbare geld wordt gebruikt voor de subsidie van de windparken. Windenergie is op dit moment zonder subsidie nog niet rendabel, maar de gekozen systematiek met de kostenreductie van 40 procent helpt wel mee om de windenergie voor de toekomst rendabel te maken.
De verwachting is dat een aantal grote consortia zullen gaan bieden op de tenders, waarin naast energieleveranciers ook financiële instellingen en installatiebedrijven zullen meedoen. De biedingen mogen ook via vreemd vermogen worden gefinancierd, maar er is wel een harde eis dat er 20 procent eigen vermogen moet worden ingebracht.
Wind op land
De afgesproken 6000 MW aan windenergie op land zal worden verdeeld over de provincies. Elke provincie moet een deel van de doelstelling behalen, waarbij rekening gehouden wordt met de verwachte ‘windopbrengsten’ per provincie. Zo is de doelstelling voor Limburg laag (95,5 MW) omdat het daar relatief weinig en minder hard waait dan in de kustprovincies.
Provincies kennen verschil in beleid over hoe windenergie gestimuleerd wordt. Zo worden in een klein aantal provincies bijvoorbeeld de eis gesteld dat voor een nieuwe molen er twee (kleine) verouderde windmolens vervangen moeten worden. Helaas leidt dit in de praktijk soms tot onwenselijke situaties waarbij er een handel in oude windmolens op gang komt, wat de prijs voor windenergie omhoog drijft.
Overigens komt de subsidie voor deze windmolens uit een aparte subsidiepot dan de rijkssubsidie voor wind op zee. Uit de pot voor wind op land worden ook andere energietechnieken zoals zonne-energie gesubsidieerd. Een criterium daarbij is steeds dat de meest rendabele techniek sneller subsidie krijgt.