Danny Oosterveer over de toekomst van de deeleconomie

In dit interview spreken we Danny Oosterveer, (online) marketeer bij Burgers’ Zoo (en voorheen bij Marketingfacts) en lesprogramma-ontwikkelaar voor de studieroute Online Marketing bij Saxion, over het ontstaan en de toekomst van de deeleconomie (sharing economy).  

Kun je ons in het kort iets vertellen over je studie en carrière?

Ik ben begonnen met een studie Commerciële Economie aan de Saxion Hogeschool in Deventer. Daarna ben ik op 21-jarige leeftijd aan een pre-master en master Business Administration begonnen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Bij mijn afstudeerproject wilde ik aantonen dat niet het aantal volgers van de Twitteraccount van bekende merken belangrijk is voor de populariteit van het merk, maar het sentiment en het aantal reacties en retweets. Het kwam toen regelmatig voor dat Twittergebruikers nepvolgers kochten om zo populairder te lijken. Om dit te testen heb ik samen met een vriend met twee servers zo’n 150.000 tweets afgetapt gedurende een periode van 3 maanden. Toen ik hierover iets wilde schrijven op onlinemarketingblog Marketingfacts kwam ik in contact met Ludo Raedts van Radian6. Een dag later had ik een dataset die bijna tweemaal zo groot was en veel vollediger. Al dat werk tot dan toe kon de prullenbak in. Daarentegen had ik wel een veel mooiere dataset. Uiteindelijk heb ik aangetoond dat sentiment, reacties en retweets maar toch ook het aantal volgers van groot belang is voor de invloed van een merk op Twitter. Daarna begon ik mijn eerste baan bij Marketingfacts als community manager. Na een jaar ging ik er aan de slag als online marketeer, waarbij een hoop techniek kwam kijken. Nu werk ik bij Burgers’ Zoo waar ik zorg voor de (online) marketing en customer journey, waarbij we ons nu meer focussen op persoonlijke marketing in plaats van massamarketing.

Kun je ons in het kort uitleggen wat de deeleconomie (“sharing economy”) inhoudt?

Wat ik het mooie principe vind achter de deeleconomie, is dat we een overtollig aanbod hebben en dat slim en efficiënt opnieuw inzetten. Centraal in de deeleconomie is dat men meer waarde hecht aan toegang dan aan bezit. Dit principe is overigens niet nieuw. Toen ik jong was hadden we bijvoorbeeld een buurman die een enorme gereedschapscollectie had. Dat wist iedereen in de straat, dus niemand had daarom de behoefte om zelf gereedschap aan te schaffen omdat de buurman het met zijn buurtgenoten deelde. Maar de deeleconomie is de laatste tijd wel veel populairder en groter geworden. Ten eerste omdat het ‘hebben’ van dingen minder belangrijk wordt. Als je kijkt naar vroeger, en zeker in het naoorlogse Nederland, vond men bezit erg belangrijk. Men was continu bezig om dingen te vergaren: je kocht een huis, je kocht een auto, enzovoorts. Het vergaren van spullen was the way forward. ‘Onze’ generatie is echter opgegroeid in een wereld met een overvloed aan spullen. Waarom zouden we dan zelf alles moeten bezitten? Bezit maakt dus plaats voor toegang, waar platforms als Netflix en Spotify op inspelen. Ten tweede is de deeleconomie populair geworden door de komst van het internet en in het bijzonder platforms zoals Airbnb, Peerby en Uber, die het delen faciliteren. Waar het delen zich voorheen beperkte tot vooral je eigen straat of buurt, is het bereik nu veel groter.  

Wat zijn belangrijke nadelen van de deeleconomie?

Ik zie er niet per se nadelen aan, maar eerder uitdagingen, die je vaker ziet bij nieuwe technologische oplossingen die de bestaande spelregels veranderen. Er zijn nu bijvoorbeeld binnensteden waar de prikkel zo groot wordt om je huis niet meer te verhuren, maar via Airbnb beschikbaar te stellen. Sommige appartementen worden echt als een hotel ingezet zonder dat ze zich aan hotelregelgeving hoeven te houden. Die regelgeving is er natuurlijk niet voor niets. Ook bij Peerby zie je nog dat wanneer iemands spullen kapot worden gemaakt tijdens het uitlenen, zij (Peerby) daar nu nog zelf voor instaan. Het is een stukje verzekering dat ze nog niet opgelost hebben. Maar je kunt ook denken aan Snappcar, hoe zit het met de aansprakelijkheid als iemands uitgeleende auto onveilig blijkt te zijn? Dat zijn nog dingen waar over nagedacht moet worden. En natuurlijk kan de deeleconomie een soort creative destruction teweegbrengen waarbij traditionele branches zoals het hotelwezen of de taxibedrijven onder druk komen te staan, maar dat is niet nadelig op de lange termijn.  

Is de deeleconomie overal ter wereld populair?

In de Westerse wereld is de deeleconomie in ieder geval populair geworden, waarschijnlijk doordat er daar sprake is van overtollig aanbod. Ook in Nederland zijn er platforms ontwikkeld zoals Snappcar (uitlenen van elkaars auto) en Peerby (uitlenen van alles, zoals gereedschap). Maar in een opkomende economie zoals China is het moeilijk te zeggen: er heerst wel een grote statuscultuur waar bezit belangrijk is, maar tegelijkertijd is de snelle toegang van de deeleconomie in een snelgroeiende economie ook aantrekkelijk. Ik denk dat de deeleconomie nu vooral groot is in Europa en de VS, maar dat andere landen zullen volgen voor zover ze dat nog niet gedaan hebben.  

Hoe ziet de toekomst van de deeleconomie eruit, is het mogelijk dat het minder populair zal worden?

Ik denk dat de deeleconomie in de toekomst zeker zal groeien, en dat er nog meer diensten bij zullen komen. Er is geen sprake van een hype, of iets tijdelijks. Er spelen ook allerlei nauw gerelateerde ontwikkelingen, zoals de eerder genoemde platformeconomie, en bijvoorbeeld ‘service design’. Dit is een bedrijfsfilosofie waarbij het niet meer draait om het product, maar om de dienst van het product. Dit wordt mooi uitgelicht in een recente uitzending van Tegenlicht. Daar vertelt Thomas Rau over het voorbeeld van Philips. Bij het ontwerpen van een nieuw gebouw krijgen lampfabrikanten de vraag om lampen te leveren. De drijfveer van lampfabrikanten, zoals Philips, is dan niet om zo efficiënt mogelijke lampen te leveren, maar om zoveel mogelijk lampen te leveren. Want wanneer een lamp kapot gaat dan moet de klant een nieuwe kopen wat zorgt voor nieuwe inkomsten voor de fabrikant. Thomas Rau komt nu met het idee om Philips niet te betalen voor lampen (de producten), maar alleen maar voor licht (de dienst),  want uiteindelijk is licht hetgeen wat je nodig hebt. Dit wordt pay per lux genoemd. De incentives veranderen zo enorm, Philips zal tegen betaling voor het licht zo efficiënt mogelijk de verlichting organiseren met lampen die zo lang mogelijk meegaan en die zo zuinig mogelijk zijn, zodat ze de kosten zo laag mogelijk houden. Dat is naar mijn idee waar het ook naartoe gaat, een economie die meer gericht is op diensten en toegang in plaats van producten en bezit.  

Welk advies zou je studenten aan Tilburg University mee willen geven?

Een collega van mij bij Marketingfacts, Emile Peters, had een simpele maar handige vuistregel voor bedrijven, maar dat geldt ook voor personen. Je moet bij de dingen die je doet in je carrière letten op drie p’s: poen, prestige en plezier. Je moet iets dus leuk vinden, eraan kunnen verdienen en je moet iets doen waar je zelf trots op bent (denk aan een grote klant of een innovatief project). Daarbij is een vuistregel dat je in ieder geval twee daarvan in orde hebt, het liefst alle drie maar een derde mag eventueel wat minder zijn. Ik vond dat altijd een heel simpel maar handig modelletje om in de gaten te houden. Daarnaast is het mooie van tegenwoordig dat je via internet toegang hebt tot zoveel dingen, je hoeft helemaal niet rijk te zijn of te wachten tot het eind van je studie om te experimenteren met dingen die je leuk vindt, zoals websites bouwen. Dat kan tegenwoordig heel makkelijk, dus begin tijdens je studie al met dingen die je interesseren en wacht niet.

reacties