For the English version, click here. Begin september startten de voorbereidingen voor de elfde editie van Investment Night. Toen wij als commissie
Een kwart van de sterfgevallen bij brandweerlieden is te wijten aan verkeersongevallen. Waarom? Onderweg naar een brand zijn brandweerlieden extreem gefocust op het bereiken en analyseren van de brand. Deze tunnelvisie maakt dat ze hun werk goed doen, maar heeft ook hoge kosten: door hun focus denken ze onvoldoende aan andere dingen die belangrijk kunnen zijn, zoals het omdoen van hun veiligheidsgordels.
Hetzelfde kan ook beleggers overkomen die een benchmark moeten verslaan. Doordat ze zo druk bezig zijn te proberen de benchmark te overtreffen, kunnen ze nogal eens wat over het hoofd zien. Ze analyseren uitgebreid in welke aandelen, sectoren en stijlen ze recentelijk goed en slecht gepresteerd hebben. In jargon: waar is performance gewonnen en verloren? Kortom, ze kijken veel terug en veronachtzamen soms belangrijke zaken zoals de lange termijn waardecreatie van een bedrijf. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Het valt bovendien moeilijk uit te leggen. En waar gaat het uiteindelijk om? Het oogt goed als je de benchmark weet te verslaan, maar als je absolute rendement negatief is, dan is dat nog steeds niet goed. Uiteindelijk gaat het erom dat de eindklanten, mensen zoals jij en ik, hun financiële toekomst veilig kunnen stellen. Maar dan moet er natuurlijk wel een leefbare toekomst zijn.
“Financiering heeft een belangrijke maatschappelijke functie, namelijk om middelen naar de meest productieve doelen te sturen.”
Hoe leefbaar die toekomst is, hangt mede van investeringsbeslissingen af. Veel beleggers denken dat financiering maatschappelijk neutraal is; dat ze alleen maar naar het verwachte rendement in enge zin hoeven te kijken en dat dan alles goed komt. Maar dat is een misvatting. Financiering heeft een belangrijke maatschappelijke functie, namelijk om middelen naar de meest productieve doelen te sturen. Het betreft echter wel productiviteit in maatschappelijke zin, die heel anders kan uitvallen dan het boekhoudkundige rendement. Immers, de ondernemingsactiviteiten kunnen maatschappelijke baten en lasten opleveren die niet aan de onderneming ten goede of ten laste kunnen komen. Men noemt dit ook wel externaliteiten.
Bedrijven kunnen decennialang met negatieve externaliteiten wegkomen – denk aan fabrikanten die afvalstoffen in rivieren dumpen en land niet in hun oorspronkelijke staat herstellen. Maar de samenleving tolereert dit steeds minder. De kosten van zaken als CO2, afval en tabak worden steeds meer geïnternaliseerd door regelgeving, belastingen of consumentenactie. Dat gaat vaak ten koste van de winstgevendheid van de producenten van die negatieve externaliteiten. Voor de producenten van oplossingen (zoals katalysatoren, enzymen, windmolens, etc.) geldt het omgekeerde.
Financieel-economische modellen houden echter geen rekening met een veranderende wereld. Wie alleen naar de statistisch meetbare risico’s van die modellen kijkt, is meer bezig met het verleden en houdt geen rekening met veranderingen in distributies, verdienmodellen, etc. Dan blijf je bijvoorbeeld beleggen in sigarettenfabrikanten omdat ze historisch goede rendementen hebben behaald bij lage variantie. Oppervlakkig gezien zijn sigarettenfabrikanten een goede belegging geweest, maar ze hebben maatschappelijk veel waarde vernietigd door de zeer negatieve gezondheidseffecten. Dat wordt steeds minder geaccepteerd en hun verdienmodel maakt dan ook een stevige kans in elkaar te klappen. Dat zijn mijns inziens geen duurzame bedrijven.
“Het is aantrekkelijk voor vermogensbeheerders om te beleggen in de SDGs. Bovendien is het een manier om hun toegevoegde waarde te laten zien in een wereld die steeds meer passief belegt.”
Maar wat zijn dan wel duurzame bedrijven? Om die vraag te beantwoorden dient men de houdbaarheid van verdienmodellen te onderzoeken. Een goede duurzaamheidsscore is daarvoor niet genoeg. Dergelijke scores kijken vooral naar de operaties van een bedrijf (hoe behandelen ze leveranciers, werknemers en andere ‘stakeholders’?), maar houden nauwelijks rekening met de duurzaamheid van de producten. Zo doende kunnen sigarettenfabrikanten en oliebedrijven hoge scores behalen. Bovendien wordt vooral naar rapportage gekeken, wat grote bedrijven bevoordeelt boven kleinere. Kijk dus verder dan scores en beoordeel bedrijven op zowel producten als gedrag. Wat dragen ze bij aan de samenleving?
Een goede maatstaf voor die maatschappelijk bijdrage zijn de UN Sustainable Development Goals (SDGs). Dat zijn 17 ambitieuze doelen die de VN in september 2015 hebben vastgesteld om de wereld te verbeteren. Denk aan het bestrijden van armoede (SDG 1), schone en betaalbare energie (SDG 7) of gelijke kansen (SDG 10). Nationale overheden hebben zich gecommitteerd aan het bereiken van deze doelen, maar ze hebben daarbij wel hulp van bedrijven nodig. Dat geldt vooral voor doelen als innovatie (SDG 9) en duurzame producten en diensten (SDG 12). Prima, maar waarom is dat belangrijk voor beleggers?
Bedrijven die bijdragen aan de SDGs scoren op verschillende manieren. Ten eerste maken ze de wereld beter – en dat kan ook de wens van hun investeerders zijn, bijvoorbeeld als dat particulieren of pensioenfondsen zijn. Ten tweede halen ze waarschijnlijk ook betere rendementen. Immers, ze bieden oplossingen voor de SDGs en creëren zo maatschappelijke waarde, die zich doorgaans ook vertaalt in aandeelhouderswaardecreatie – mits mensen in staat en bereid zijn te betalen voor de verschafte oplossingen. Om deze redenen is het aantrekkelijk voor vermogensbeheerders om te beleggen in de SDGs. Bovendien is het een manier om hun toegevoegde waarde te laten zien in een wereld die steeds meer passief belegt – een vorm van beleggen waarin de allocatieve rol van financiering niet tot zijn recht komt.
Maar de SDGs zijn niet het enige criterium om bedrijven op te beoordelen. Dat zou tunnelvisie zijn. Het moet ook financieel kloppen (lees: waardering en aandeelhouderswaardecreatie) en passen qua ESG (environmental, social & governance) factoren: wordt het bedrijf goed bestuurd? Heeft het een gezonde bedrijfscultuur? Is het goed voorbereid op de toekomst?
Terug naar de brandweerlieden: ook die kunnen profiteren van bedrijven met een positieve impact . Innovatieve bedrijven zijn druk bezig zelfrijdende auto’s te ontwikkelen, waardoor het aantal verkeersdoden sterk zal afnemen – ook onder brandweerlieden. Er zullen dus veel meer brandweerlieden zijn om in die betere toekomst van een pensioen te kunnen genieten. Weg met de tunnelvisie, leve de langetermijnvisie!