De discussie omtrent de belastingheffing over vermogen

Door Gerard Staats

In 2014 werd aangekondigd dat toch wel een heel bijzondere procedure zal worden opgestart. De Bond voor Belastingbetalers is een procedure opgestart over de rechtmatigheid van de vermogensrendementsheffing (box 3 in de inkomstenbelasting). Volgens de Bond is die heffing onrechtmatig omdat de forfaitaire heffing voor veel spaarders en beleggers hoger uitpakt dan het rendement dat zij op hun geld maken. Daarmee is de belastingheffing een onteigening, en dat is in strijd met het eigendomsrecht dat beschermd is krachtens het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (zie www.belastingbelangen.nl).
Een kort cijfervoorbeeld legt uit, wat men hiermee bedoelt. Stel mevrouw van L. heeft een vermogen in box 3 van € 100.000. Dit vermogen staat op een spaarrekening. Hierop ontvangt zij 1% rente van de bank, dus € 1.000. Op grond van de Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt zij geacht 4% rendement hierop te maken (dus € 4.000) en hierover is 30% inkomstenbelasting verschuldigd (dus € 1.200). Mevrouw van L. betaalt dus € 1.200 inkomstenbelasting en realiseert een vermogenstoename van € 1.000. Een belastingheffing van meer dan 100% dus, waarbij ik voor het gemak de algemene vrijstelling van ruim € 20.000 in box 3 buiten beschouwing laat.

Een bijzondere en spannende procedure. De wetgever heeft geen vertrouwen in een goede afloop vermoed ik. Dit leid ik af uit het feit dat in het Belastingplan 2016 een wetswijziging wordt voorgesteld met betrekking tot box 3. De wetgever wil box 3 met ingang van 1 januari 2017 herzien, zodat deze beter aansluit bij de rendementen die door belastingbetalers in voorafgaande jaren gemiddeld zijn behaald (zie de Memorie van Toelichting op het Belastingplan 2016, p. 9 en verder).  In dit kader heeft de wetgever veel huiswerk gedaan. Via haast onnavolgbare cijfers komt het erop neer dat box 3 vanaf 2017 een stijgend fictief rendement zou moeten gaan kennen. Kort en goed wordt het fictief rendement over het vermogen tussen € 25.000 en € 100.000 2,9%. Vervolgens tot € 1.000.000 4,7% en daarboven 5,5%.

Het is zonneklaar, dat ook na deze eventuele wetswijziging sprake is van een degressief tarief. Dit betekent, dat hoe hoger het werkelijk rendement is dat een belastingplichtige behaalt, hoe lager het werkelijke belastingtarief dat moet worden betaald. En daarnaast is het zo, dat 2,9% op dit moment het viervoudige is van het rendement op een spaarrekening. Dus zonder al te veel de diepte in te gaan, kan direct worden geconstateerd dat veel is aan te merken op het voorgestelde systeem. Overigens begrijp ik ook niet, waarom dit pas per 2017 wordt ingevoerd. Dit betekent namelijk, dat belastingplichtigen ook in 2016 nog geconfronteerd worden met het huidige onrechtvaardige systeem van box 3. Het systeem is al jaren niet rechtvaardig en daarom zou dus invoering in 2016 veel meer voor de hand liggen. Het zullen wel budgettaire redenen zijn, maar zeker weten doe ik dat niet. Overigens is het zo meteen voor de staatssecretaris van Financiën in de genoemde procedure wel handig om te kunnen aangeven, dat box 3 gewijzigd zal gaan worden. Dat biedt de rechter dan de mogelijkheid om daar rekening mee te houden in zijn uitspraak.

Het is het kabinet er blijkbaar veel aan gelegen om de wijzigingen van box 3 in het Belastingplan 2016 te houden, daar de vraag opkwam om dit uit het Belastingplan te halen (zie de motie van het CDA in dit kader). Waarschijnlijk vreest het kabinet dat de voorgestelde wijzigingen het dan niet halen en de kans, dat de Eerste Kamer tegen het Belastingplan 2016 gaat stemmen is natuurlijk uitermate klein.

Ook in het nieuwe systeem blijft het grootste punt van kritiek, dat we niet het werkelijke rendement (het reële stelsel) belasten. Dat is namelijk het enige juiste systeem. Maar tegelijkertijd besef ik me, dat dit ook dat we niet in de valkuil van de Wet IB 1964 moeten lopen, waarbij het werkelijke rendement (althans in de vorm van rente, dividend, enz.) wel werd belast. Massaal werd dit echter ontlopen, omdat vermogensstijgingen van de bron (de waardestijging van het aandeel of een pand) niet in de heffing werd betrokken. Maar je hoeft geen helderziende te zijn om te kunnen voorspellen, dat het nieuwe box 3-systeem geen lang leven beschoren is. Belastingadviserend Nederland heeft al direct gereageerd door te stellen, dat de vermogenden de weg naar box 2 zullen gaan vinden om fiscaal gunstiger te worden belast.

Dus alles overziend kiest de wetgever voor een complex gewijzigd systeem. Hierop is nog veel aan te merken. Eenvoudiger wordt het ook niet. Misschien had de wetgever er voor moeten kiezen om het inmiddels vaker geopperde systeem te introduceren, waarbij de vrijstelling in box 3 op € 100.000 zou worden gezet en het vermogen daarboven belast zou worden tegen een fictief rendement van 4%. Theoretisch blijft het onjuist, maar wel erg eenvoudig en veel weerstand zou hier ook niet tegen zijn vermoed ik.

reacties