Tim Steketee (30) werkt sinds anderhalf jaar bij De Beer en woont binnenkort in zijn nieuwe huis in Hilvarenbeek, dat hij momenteel grondig aan het
In juli 2014 heeft de CEA (Commissie Eindtermen Accountancy-onderwijs) een nieuw model voor de inrichting van het (post-master) accountancy-onderwijs gepubliceerd. De doelstelling van het nieuwe model is om het accountancy-onderwijs beter af te stemmen op de pluriforme praktijk waarmee de vandaag de dag wordt geconfronteerd. De belangrijkste vernieuwing is de introductie van twee keuzerichtingen in de Post-Master Accountancy (PMA): de assurance track, die meer focust op controlewerkzaamheden en de accountancy track, die meer focust op adviesverlening. Op basis van recent wetenschappelijk onderzoek zal ik in dit stuk beargumenteren dat de CEA de bal misslaat en dat het niet waarschijnlijk is dat het nieuwe onderwijsmodel zal bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van het door de accountant geleverde werk.
Kwaliteit Outflow = Kwaliteit Inflow * Onderwijs
Het startpunt van mijn argumentatie is dat de kwaliteit van de studenten die de PMA behalen (= de outflow) de toekomstige kwaliteit binnen de accountancy drijft. Verder kan er bepleit worden dat de kwaliteit van de outflow bepaald wordt door de kwaliteit van het accountancy-onderwijs en de kwaliteit van de studenten die voor accountancy kiezen in de bachelor en de master (= de inflow). Indien je dus de kwaliteit van de outflow wenst te verhogen is het belangrijk om je tegelijk te focussen op de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van de studenten die instromen in het programma.
Na een grondige lezing van het document van de CEA kom ik tot de vaststelling dat het verhogen van de kwaliteit van de inflow geen aandachtspunt is voor de CEA. Het zou natuurlijk kunnen dat de kwaliteit van de inflow niet problematisch is en/of niet gedaald is gedurende de laatste decennia. Recent academisch onderzoek spreekt dit argument echter tegen. Een studie van professor Paul Madsen van de University of Florida toont op basis van Amerikaanse data van 1970 tot 2010 aan dat de kwaliteit van het accountancy-onderwijs over deze periode behoorlijk stabiel is gebleven. Uit diezelfde studie blijkt echter ook dat de accountancy er steeds minder in slaagt om de betere business-studenten aan te trekken. De accountancy verliest dus de strijd voor de beste business-studenten, die steeds vaker voor de master Finance kiezen. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat de kwaliteit van de inflow in accountancyprogramma’s meer aandacht verdient. Dezelfde conclusie kan getrokken worden wanneer we Nederlandse data analyseren. Vorig jaar heb ik samen met een aantal MSc-studenten een vragenlijst uitgestuurd naar Nederlandse studenten die een bedrijfsgeoriënteerde bachelor volgen. De belangrijkste bevinding was dat studenten met een hoge intentie om de master Accountancy en de PMA te volgen niet beter scoorden voor accountancy-cursussen, niet meer professioneel kritisch waren ingesteld, en niet meer ethisch handelden dan studenten die een lage intentie hadden om de master Acountancy en PMA te volgen. Het Nederlandse accountancy-onderwijs trekt dus geen studenten aan die uitblinken in voor de accountancy belangrijke vaardigheden.
Maak accountancy opnieuw bedrijfsgeoriënteerd!
Om de kwaliteit van de inflow in het accountancy-onderwijs te verhogen is het volgens mij cruciaal om het accountantsberoep opnieuw meer te positioneren als een bedrijfsgeoriënteerd beroep. Iedereen die betrokken is bij accountancy weet natuurlijk dat accountancy ‘the language of business’ is. De trieste
waarheid is echter dat mensen die niet nauw betrokken zijn bij accountancy, zoals bijvoorbeeld bachelorstudenten die een keuze moeten maken tussen verschillende bedrijfsdisciplines, het accountantsberoep niet als een bedrijfsgeoriënteerd beroep zien maar als een technisch en juridisch georiënteerd beroep. Elk jaar zie ik met tot mijn spijt dat studenten die excellente scores behalen voor accountancy-cursussen uiteindelijk toch kiezen om de master Finance te volgen. Hun argumentatie is steevast dat de master Finance veel meer bedrijfsgeoriënteerd is en dat ze wel een rechtenstudie hadden gedaan als ze een juridisch georiënteerd beroep hadden willen uitoefenen.
De keuze van de CEA om een opsplitsing te maken tussen een assurance track en een accountancy track betekent dat de bedrijfsgeoriënteerde onderdelen van het accountantsberoep verder worden afgezonderd van de controlewerkzaamheden. Het is dus meer dan waarschijnlijk dat de perceptie van studenten dat het accountantsberoep te weinig bedrijfsgeoriënteerd is verder wordt versterkt. Aangezien het niet waarschijnlijk is dat de CEA zijn standpunt in deze kwestie nog zal veranderen, is het aan de accountantskantoren om de perceptie die studenten hebben van het accountantsberoep bij te sturen. Mijn suggestie voor de accountantskantoren is om jonge accountants te betrekken bij zowel controlewerkzaamheden als bij advieswerkzaamheden en om deze duale aanpak ook duidelijk te communiceren naar bachelorstudenten die een keuze moeten maken tussen de verschillende bedrijfsdisciplines. Deze duale aanpak moet natuurlijk met de nodige voorzichtigheid geïmplementeerd worden aangezien het niet is toegestaan dat accountants advieswerkzaamheden verrichten voor bedrijven waarvoor ze ook controlewerkzaamheden verrichten. Een bijkomend voordeel van deze duale aanpak is dat jonge accountants meer kennis zullen ontwikkelen van hoe het er in een bedrijf echt aan toegaat. Deze kennis is vaak niet aanwezig bij jonge accountants omdat ze nooit zelf aan de bedrijfskant hebben gestaan. Recent onderzoek van professor Bryan Church van het Georgia Institute of Technology toont aan dat accountants met meer bedrijfskennis beter in staat zijn om het perspectief van de onderneming aan te nemen bij de controlewerkzaamheden en dit leidt dan weer tot een verhoging van de kwaliteit die de accountant levert. Met een duale aanpak slaan de accountantskantoren dus twee vliegen in één klap!
Samenvattend kan er gesteld worden dat de CEA op het punt staat om maatregelen door te voeren die de perceptie van studenten dat het accountantsberoep te weinig bedrijfsgeoriënteerd is verder zal versterken. Dit zal ervoor zorgen dat de problemen met de kwaliteit van de inflow in het accountancy-onderwijs verder zullen toenemen. Op termijn kan dit leiden tot een verdere daling van de kwaliteit van het door de accountant geleverde werk. Het goede nieuws is dat de accountantskantoren een sleutel in handen hebben om de perceptie van studenten over het accountantsberoep bij te stellen.