Wel of niet collegegeld per vak betalen?
Door prof. dr. Lex Meijdam
18 maart, 2016
auteur: prof. dr. Lex Meijdam
Onlangs hebben twee leden van de Tweede Kamer, Pieter Duisenberg (VVD) en Mohammed Mohandis (PvdA) voorgesteld dat studenten in de toekomst collegegeld per vak kunnen betalen in plaats van per collegejaar. Ze betogen dat er steeds meer studenten komen die de studie op hun eigen manier willen inrichten. Als voorbeelden worden genoemd studenten die een bestuursjaar willen combineren met het halen van enkele vakken, die een eigen bedrijf hebben en het onderwijs daaromheen willen organiseren, of eerder willen gaan werken en de studie naast hun werk willen afmaken. Ze willen met hun plan meer flexibiliteit creëren en studenten stimuleren verder te kijken en het beste uit zichzelf te halen. Het plan stuit echter op forse weerstand bij andere partijen in de Tweede Kamer. In deze bijdrage wil ik in het kort ingaan op de argumenten voor en tegen dit plan om tenslotte een afgewogen oordeel te geven.
Laten we beginnen met het basisargument om het plan in te voeren. De claim dat er steeds meer studenten komen die hun studie op hun eigen manier in willen richten wordt niet echt goed onderbouwd. Er wordt slechts verwezen naar algemene veranderingen in de samenleving die meer maatwerk zouden vragen. Daarnaast wordt de mogelijkheid genoemd om bijvoorbeeld online colleges te volgen van een inspirerende hoogleraar aan Harvard, maar dat heeft naar mijn idee geen direct verband de wijze waarop het collegegeld betaald wordt. Ook wordt niet duidelijk in hoeverre studenten op dit moment worden beperkt in hun keuzes doordat het collegegeld per jaar betaald moeten worden. Zo zal de keuze voor een bestuursjaar in combinatie met enkele vakken maximaal leiden tot een jaar extra collegegeld. Dat is uiteindelijk maar een klein deel van de totale kosten van een studie (de kosten van levensonderhoud zijn per jaar minstens viermaal zo hoog als het collegegeld), en bovendien zijn er ook beurzen voor studentbestuurders. Tenslotte is het niet zeker dat het plan studenten alleen maar stimuleert het beste uit zichzelf te halen. De gedragseconomie leert ons dat mensen niet altijd verstandige keuzes maken en dat externe prikkels nodig kunnen zijn om hen aan te zetten tot beslissingen waardoor ze uiteindelijk beter af zijn.
Eén van de meest overtuigende argumenten tegen het plan wordt gevormd door de administratieve lasten. Die zullen door een systeem van inschrijven en betalen per vak fors toenemen. Daar staat tegenover dat dit, als dit ruim van tevoren gebeurt, de universiteit kan helpen bij het efficiënter plannen van colleges. Nu wordt het echte aantal deelnemers aan een vak vaak pas duidelijk bij het eerste college. Soms blijkt de gereserveerde capaciteit dan te klein, maar vaak blijkt de zaal te groot en het aantal deelnemers per werkgroep klein. Dit voordeel voor de universiteit betekent echter een nadeel voor de student: die zal ruim van tevoren vast moeten leggen welke vakken hij (zij) wil gaan doen en kan niet meer na de eerste collegeweek beslissen welk keuzevak het meest interessant is. Ook wordt het volgen van een extra vak duurder.
Overigens moet bij de invoering van collegegeld per vak ook worden nagedacht over het aantal herkansingen dat dan in de prijs verwerkt zit. Het ligt voor de hand om dit te beperken tot één herkansing in hetzelfde collegejaar. Dat zou betekenen dat, als die herkansing niet gehaald wordt, het volgend jaar opnieuw collegegeld voor hetzelfde vak betaald moet worden. Dit zou een flinke prikkel vormen voor studenten om te zorgen dat het vak in één jaar gehaald wordt.
Soms wordt het voorstel voor de invoering van collegegeld per vak gekoppeld aan het idee dat studenten geheel hun eigen vakkenpakket kunnen samenstellen. Zo’n “cafetariamodel’’ zou echter een zeer slecht idee zijn. Een opleiding is meer dan een willekeurige combinatie van vakken en een diploma moet staan voor een goed gedefinieerde combinatie van kennis en vaardigheden. Laten we daarom de discussie beperken tot de effecten van het invoeren van collegegeld per vak als vastgehouden wordt aan de bestaande curricula. De financiële effecten voor de onderwijsinstellingen zijn dan (bij een juiste prijsstelling die rekening houdt met de extra administratieve kosten) beperkt. Het betekent wel dat de kosten en baten van een vak zeer scherp zichtbaar worden. Sommigen vrezen dat dit het rendementsdenken in het universitaire onderwijs zal versterken en dus zal leiden tot een discussie over het voortbestaan van kleine vakken en opleidingen. Ik ben daar niet zo bang voor. Dat wil zeggen: ik denk dat die discussie ook zonder collegegeld per vak wel gevoerd wordt. Een goede universiteitsbestuurder heeft toch wel een idee van de kosten van een vak met relatief weinig studenten. Maar een goede bestuurder neemt beslissingen over het voortbestaan van zo’n vak ook niet louter op basis van de financiële effecten van dat vak op zich, en kijkt ook naar de functie van een vak in een curriculum, het effect van keuzemogelijkheden op de aantrekkelijkheid van een opleiding et cetera.
Samenvattend kunnen we concluderen dat de argumenten voor invoering van collegegeld per vak niet heel sterk zijn en dat het niet duidelijk is dat de voordelen opwegen tegen de nadelen. Het lijkt dan ook niet verstandig dit direct in te voeren. Het zou echter wel goed zijn als het voorstel gaat werken als een aansporing voor universiteiten om na te denken hoe ze dan wel gaan inspelen op de maatschappelijke trend die om meer flexibiliteit en maatwerk vraagt. Als we deze trend koppelen aan de snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie, die niet alleen MOOCs (Massive Open Online Courses) en allerlei andere nieuwe vormen van onderwijs mogelijk maakt maar ook betekent dat er heel andere eisen worden gesteld aan afgestudeerden, wordt duidelijk dat er een enorme uitdaging ligt voor universiteiten. Laten we daarom hopen dat dit voorstel een stimulans zal zijn voor onderwijsvernieuwing.