Kunt u iets over uzelf en uw carrière vertellen? Ik ben gepromoveerd in de kernfysica en ik ben een ondernemer. Ik heb INCAS3, een Nederlands particulier onderzoeksinstituut, opgericht en ik richtte tevens Ingu Solutions op, een Canadees bedrijf waar ik ook algemeen directeur ben. Nadat ik mijn doctoraat behaald heb aan de Rijkuniversiteit Groningen, begon ik mijn carrière aan de R&D tak van KPN. Dit was tijdens het hoogtepunt van de telecommunicatie van de jaren ‘90, de periode waarin technologieën zoals voice-over IP echt tot ontwikkeling kwam. Na zes jaar ging ik van het bedrijfsleven over tot het onderwijs; in 2004 werd ik decaan van de Hanzehogeschool in Groningen. Vier jaar later begon ik met INCAS3, een hightech sensorinstituut, met de ambitie om ’s werelds meest uitdagende problemen op het gebied van sensordetectie en monitoring op te lossen. Ingu Solution kwam daar in 2014 bij om onze activiteiten te commercialiseren in Canada. Tussendoor was ik trouwens ook een jaar consultant, maar daarmee sta je voornamelijk aan de zijlijn, je adviseert alleen. Dat is het leuke van ondernemer zijn, je mag je eigen besluiten nemen. Natuurlijk draag je wel risico’s en consequenties, maar je kunt je eigen pad kiezen. Kunt u onze lezers uitleggen hoe INCAS3 zich verhoudt tot haar dochteronderneming Ingu Solutions in Canada? Simpel gezegd is INCAS3 verantwoordelijk voor het onderzoek terwijl Ingu Solutions zorgt voor de zakelijk kant. Samen creëren ze synergie. Wat we doen is in de essentie om toonaangevend onderzoek, dat onopgeloste problemen blootlegt, om te zetten in producten en diensten die voor de oplossing zorgen. Die zorgen voor kansen waar Ingu op focust. Onze producten moeten ook getest worden in de zwaarste omstandigheden om hun betrouwbaarheid te waarborgen. Met haar olievelden, mijnen en afgelegen gebieden is Canada bij uitstek geschikt als testomgeving. Dus, de bedrijven zijn zeer met elkaar verbonden, maar de befrijfssfeer is wel anders te noemen. INCAS3 werd gefinancierd met 19 miljoen euro, terwijl Ingu echt een startup was. Als je met genoeg financiën begint zorgt dat voor een compleet andere sfeer binnen een bedrijf dan als je met niets begint. Ingu omvat zeker een ondernemende grondhouding bij haar activiteiten. Die extra druk om te proberen te groeien maakt het verschil. Kunt u iets vertellen over het investeringsklimaat voor buitenlanders in Canada? Canada en Nederland zijn erg vergelijkbaar wat betreft het ondernemersklimaat en cultuur. De laatste jaren zijn de landen weer meer met elkaar verbonden en worden er belangrijke exportkansen voor MKB’s gecreëerd. Daarnaast is Canada een uitstekende toegangspoort voor het Noord-Amerikaanse continent, terwijl Nederland een vergelijkbare functie heeft. Wat waren uw overwegingen toen u een locatie uitzocht om Ingu op te zetten? Waarom heeft u voor Waterloo gekozen? Oorspronkelijk waren we begonnen in Saskatchewan in Canada, omdat het merendeel van onze klanten daar zijn. We waren van plan om dit kantoor uit te breiden met productbeheer en ontwikkelingsmogelijkheden totdat we op uitnodiging van de CTT (Canada’s Technology Triangle), een organisatie die handel bevordert in deze regio van Ontario, Waterloo gingen bezichtigen. Ze gaven ons er een rondleiding en nog dezelfde dag besloten we dat dit de locatie van ons nieuwe kantoor zou worden. Drie belangrijke factoren waren bij die beslissing van invloed: menselijk kapitaal (studenten in de buurt), de technologisch georiënteerde industrie en het investeringsklimaat. Dit zorgde voor een aantrekkelijk klimaat, wat heel belangrijk is bij het opzetten van een bedrijf. Van wat ik heb gezien komt dit gebied het dichtst bij Silicon Valley. Normaal gesproken, als je iets gaat bezichtigen, bieden ze nooit daadwerkelijk aan wat ze zeggen op de brochure. Bij Waterloo was dat anders, ze beloofden een hoop maar dat leverden ze ook. Als men als bedrijf internationaal groeit, is het vereist dat men heel snel over buitenlandse economieën kan leren. Wat zijn belangrijke verschillen wat dit betreft tussen Canada en Nederland? Je hebt natuurlijk het voor de hand liggende verschil tussen de Nederlandse directheid en Canadese beleefdheid. Maar in Canada betekent dat dat je niet altijd krijgt waar je naar op zoek bent, terwijl je in Nederland meteen weet wat er aan de hand is. Je moet gewoon even dat mechanisme begrijpen in Canada, in bedrijven werkt het daar anders. Verder zijn er interessante verschillen wat betreft wetten, in Nederland heb je bijvoorbeeld notarissen bij contracten maar in Canada is dat niet zo, wat ervoor zorgt dat de contracten daar veel gedetailleerder zijn. Er bijvoorbeeld veel interessante clausules, neem bijvoorbeeld de zogenoemde shotgun clausule die geactiveerd wordt wanneer aandeelhouders uit elkaar gaan, maar het niet eens kunnen worden over de prijs. Als een aandeelhouder x dollar biedt voor de aandelen van de ander, kan diegene de eerste aandelen tegen die prijs kopen. Het dwingt een eerlijke deal af. Verder vind ik Nederlandse werknemers ook verwender, in Canada kent men bijvoorbeeld geen vaste contracten dus er is minder zekerheid voor werknemers. Ook krijg je vakantiegeld als het daadwerkelijk vakantie is en je krijgt niet, zoals in Nederland, een verhoogd salaris in mei. Uw activiteiten hebben voor het grootste deel te maken met de commercialisering van intellectueel eigendom. Kunt u dit proces toelichten? Ons bedrijfsmodel draait om de ontwikkeling van producten die al een toepassing hebben. Traditiegetrouw hebben universiteiten een onderzoeksstrategie en proberen daarna de interesse van de markt te wekken. Wij doen dat anders, we kijken naar wat de behoefte is in de markt en ontwikkelen dan een product dat die behoefte bevredigt. We moeten er alleen wel voor waken dat we niet voorop lopen in de markt. Denk bijvoorbeeld aan de voice-over technologie: ook al bestond het al lang, het duurde langer dan tien jaar tot de markt zover was. Wat betreft intellectueel eigendom, bezitten we momenteel zes patenten. We bezitten deze overigens niet als bescherming, als een groot bedrijf ons intellectueel eigendom zou gebruiken zouden we dit nooit kunnen aanvechten in de rechtszaal door juridische kosten. Het is meer een defensief middel om ervoor te zorgen dat een ander bedrijf ons niet in de weg zit om onderzoek uit te voeren. U bent bestuurslid van The
Campus life: Cijfers als toelatingseis voor je Master?
In ‘campus life’ leggen we vier studenten een interessante en belangrijke kwestie voor. Deze keer hebben we vier studenten gevraagd naar hun mening over een onderwijssysteem waarin de overgang van een bachelor naar een master programma gebaseerd is op prestaties, waarbij de cijfers op je bachelorsdiploma bepalen of je toelaatbaar bent voor een master. Hoang L. Nguyen, MSc. Finance (20 jaar), Vietnamees Ja, ik ben van mening dat er een prestatie gerelateerd systeem geïmplementeerd moet worden. Ik denk dat een minimum gemiddelde van de behaalde cijfers ervoor kan zorgen dat een student de werklast van een master aan kan. Deze is namelijk erg zwaar. Veel mensen zeggen dat je met cijfers niet iemands ware potentieel weergeeft. Ik ben van mening dat cijfers niet alleen potentie reflecteren, maar ook de houding en vaardigheden om tijd in te delen, en het vermogen om een balans te vinden tussen studeren en andere activiteiten. Als de examencommissie studenten selecteert die niet bekwaam genoeg zijn, is dit niet alleen een verspilling voor hen, maar ook voor hun familie, de universiteit en de maatschappij. Daarnaast is het voor internationale studenten meestal verplicht een GMAT af te leggen. Voor deze test moet ongeveer drie maanden gestudeerd worden. Voor een Nederlandse student is dit niet nodig. Ik vind het daarom geen probleem als zij een bepaalde kwalificatie moeten doorlopen om aan een master programma te mogen beginnen. Tessa Teuwen, MSc. Supply Chain Management en MSc. Finance (26 jaar), Nederlands Als universiteiten voor hun masteropleidingen hun studenten selecteren is dit niet per se slecht, echter als zij hun studenten uitsluitend selecteren op basis van cijfers is dit wel zo. Persoonlijk geloof ik dat studenten méér zijn dan de cijfers die zij hebben gehaald. Ervaringen die zijn opgedaan in het buitenland, tijdens een bestuursjaar of door het doen van extra vakken kunnen niet uitgedrukt worden in cijfers. Echter doe je hiermee praktische vaardigheden op en hierdoor kan je je op persoonlijk vlak veel ontwikkelen. Als universiteiten hun studenten gaan selecteren op basis van cijfers verschuift de aandacht van deze ervaringen naar cijfers. Hierdoor ontstaan studenten die een 7 gemiddeld halen, maar die niet hebben geprofiteerd van dit soort ervaringen. Persoonlijk geloof ik dat deze ervaringen meer waard zijn dan een 6,5 gemiddeld of een 7. Als masterstudies hun studenten willen selecteren zouden ze niet alleen rekening moeten houden met cijfers. Chanisa Sayatanan, MSc. Economics (22 jaar), Thais Ik denk dat het goed is voor Nederlandse studenten of internationale studenten die een opleiding aan een Nederlandse universiteit volgen dat de toelating niet gebeurt op basis van cijfers. Nederlandse universiteiten hanteren bepaalde standaarden(/normen) en als iemand die al een Nederlandse bachelorsdiploma heeft gehaald zich aanmeldt voor een masteropleiding, dan zou dat die persoon voldoende bekwaam moeten maken om verder te studeren. Maar voor internationale studenten aan de andere kant, zou het passend zijn om een bepaald gemiddelde te vereisen. Andere landen hebben verschillende standaarden en daarom zouden cijfers de makkelijkste manier zijn om aan te tonen dat je bekwaam genoeg bent voor een master in Nederland. Echter, ik denk niet dat cijfers de enige maatstaven moeten zijn om de kwaliteiten van de kandidaten te meten, maar het zou één van de criteria moeten zijn. Zelf kom ik van een partneruniversiteit en dit maakte mijn aanmelding gemakkelijker. De partneruniversiteit moet een bepaalde kwaliteit van de opleidingen te garanderen wat naar mijn mening een groot voordeel is voor buitenlandse studenten. Jordy van den Bogaert, MSc. Recht en MSc Belastingrecht (25 jaar), Nederlands Ik denk dat het geen goed idee is. De bachelor die je hebt gedaan kwalificeert je voor de master. Zo werkt het in het Nederlandse onderwijssysteem. Als je niet tot de master toegelaten wordt vanwege te lage cijfers zou dit betekenen dat de bachelor niet aansluit op de master. Het doel van de bachelor is juist om te fungeren als een eerste vereiste. Tijdens een bachelor heb je meer algemene vakken, zeer beperkt tot wat je kunt kiezen. In de master ga je specialiseren en kies je vakken in de richting van je toekomstige werk. Dus de master is een extra level en gaat dieper in op de stof. Ik ben van mening dat een 6 voldoende is en dat dit aantoont dat je goed genoeg bent voor de master. Waarom zou een voldoende anders genoeg zijn? Met betrekking tot de internationale studenten denk ik dat GMAT en standaard testen iedereen gelijk maken omdat bachelors over de hele wereld sterk verschillen. Het werkt als een criterium voor hen. Wij hebben het echter niet nodig omdat voor Nederlandse studenten de bachelor als een criterium fungeert voor de toelating tot de master.