Nederlandse accountants en administratiekantoren lopen internationaal gezien voor als het gaat om de inzet van ICT ten behoeve van hun klanten. Maar als het gaat om de eigen automatisering, dan is het een ander verhaal. Dat blijkt uit de MKB Cloud Barometer 2015, een onderzoek dat Pb7 Research inmiddels voor het derde jaar voor Exact en KPN heeft uitgevoerd. Doordat we dit jaar het onderzoek ook in België, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten hebben uitgevoerd, ontstaat een interessant beeld van hoe Nederlandse accountants het “doen” ten opzichte van hun buitenlandse sectorgenoten. Duidelijk is dat nog meer dan in andere landen, de Nederlandse sector zware jaren achter de rug heeft. Ook de toekomst is allerminst zeker. Waar accountants erkennen dat het gebruik van nieuwe technologie grote kansen biedt om de dienstverlening naar klanten te verbeteren, zet deze zelfde technologie de omzetten van kantoren onder druk. Steeds meer accountants bieden oplossingen vanuit de cloud aan, waarbij de klant veelal zelf zijn gegevens invoert en direct inzage krijgt in de financiële stand van zaken dankzij geautomatiseerde rapportages. Hierdoor verdwijnen taken op het gebied van administratieve verwerking en rapportage. Veel accountants proberen van deze verschuiving gebruik te maken door meer toegevoegde waarde te leveren. Coaching wordt daarbij, wellicht wat hyperig, als het toverwoord beschouwd. Maar hoewel veel MKB’ers aangeven meer advies en ondersteuning wenselijk te vinden, willen de meesten daar niet te veel voor betalen. Sterker nog, een behoorlijke groep vindt het wel prettig dat ze minder afhankelijk worden van hun accountant. De snelle technologische verandering heeft op het moment dus eerder een drukkend effect op de inkomsten en werkgelegenheid bij het gemiddelde kantoor. Om als organisatie dan financieel gezond te blijven, is het van groot belang dat kantoren de back-office goed weten aan te passen aan de veranderingen aan de voorkant van de organisatie. Dat betekent dat de processen aansluiten op de veranderende klantvraag. Om de klant beter te bedien is het noodzakelijk dat een adviseur te allen tijde beschikt over een 360 gradenperspectief in de status van de klant. Om te beginnen als de klant contact opneemt, maar ook om proactief advies te kunnen bieden op basis van harde data. Denk aan algemene klantgegevens van adres tot persoonlijke interesses, de actuele financiële status, de contacthistorie, maar bijvoorbeeld ook benchmarkdata. Deze data is voor een groot deel meestal wel beschikbaar binnen de systemen van accountants, maar is niet altijd even goed aan elkaar gekoppeld. Het is eigenlijk niet meer van deze tijd dat je drie of meer softwaretoepassingen moet openen om inzicht te krijgen in de status van een klant en om tot de kern van het probleem te komen. Dat kost teveel tijd en biedt teveel ruimte voor onvolledig tot zelfs verkeerd advies. Toch is dat juist bij Nederlandse accountants en administratiekantoren vaak een probleem. De back-office is vaak niet of beperkt meeveranderd met de veranderingen aan de voorkant: 29% van de Nederlandse accountants geeft aan dat de interne administratie een combinatie is van losse softwaretoepassingen en spreadsheets en 44% geeft aan dat de administratie verdeeld is over meerdere softwaretoepassingen. Vooral met het laatste valt Nederland uit de toon. Figuur 6: Hoe klanten gegevens aanleveren E4. Welke van de volgende omschrijvingen past het best bij hoe u het administratieve proces heeft geautomatiseerd? Buiten Nederland wordt veel vaker gebruik gemaakt van geïntegreerde softwarepakketten, hoewel het daarbij meestal wel gaat om een tweetal systemen: een voor de commerciële kant van de organisatie en één voor de backoffice. Willen Nederlandse accountants de snelle technologische veranderingen in hun sector goed doorstaan, zullen ze er niet aan ontkomen om bijzonder kritisch te gaan kijken naar de huidige interne automatisering. Pas als je als accountant ook aan de achterkant voorloopt, ben je klaar voor de toekomst. Peter Vermeulen, Directeur Pb7 Research Over de MKB Cloud Barometer 2015 De Cloud Barometer 2015 is een internationaal onderzoek naar de rol van cloud computing in het mkb. Het is de opvolger van de MKB Cloud Barometer en werd dit jaar voor het eerst wereldwijd uitgerold. Het onderzoek is uitgevoerd door Pb7 in opdracht van Exact en KPN. In de eerste maanden van 2015 is een survey uitgevoerd onder beslissers, voornamelijk eigenaren, bij 2975 bedrijven met maximaal 50 medewerkers in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. De interviews zijn per land evenredig verdeeld over de sectoren productie, groothandel, professionele dienstverlening, accountancy en “overig”. Vervolgens is een weging toegepast om de representativiteit van de steekproef te waarborgen.
Een succesvolle, jonge ondernemer aan het woord
Danny Mekić (1987), ondernemer pur sang. Op zijn 15e richtte hij zijn eerste internetbedrijf op. Nadat hij in 2009 een aantal prijzen had gewonnen, kwam hij steeds vaker in de media. Dit zorgde ervoor dat hij in de telefoonklappers van de ‘grijze mannen’ terecht kwam die hem uitnodigde voor allerlei inspiratie- en strategiesessies. Zijn persoonlijke passie zit in twee type bedrijven. Aan de ene kant de grote olietankers. Zij moeten doorvaren, omdat iedereen dat van ze verwacht. Maar daar hebben ze wel moeite mee; bijsturen in tijden waarin de golven zo veranderlijk zijn is namelijk lastig. Zijn andere passie zit in het stimuleren van ondernemerschap. Zijn tweede bedrijf is dan ook een investeringsbedrijf dat zich richt op start-ups. Hij is op zoek naar zogenaamde ‘disturbing innovations’. Oftewel, ideeën die de gevestigde orde kunnen uitdagen en laten zien dat het compleet anders en veel beter kan. Zij hebben vaak te weinig geld nodig om interessant te zijn voor een bank. Inmiddels is hij toe aan zijn derde bedrijf, New Team. Een adviesbureau gerund door tieners en twintigers. Ze werken momenteel voor 40 van de 100 grootste organisaties in Nederland. Het doel is om grote organisaties van binnenuit te veranderen, uitdagen en verbeteren op het gebied van technologie, media, communicatie, ondernemerschap en het recht. De gedachte achter het bedrijf is dat je niet je propositie door de neus van je klanten boort, maar dat je eerst op zoek gaat naar goede mensen. Het verschil met andere bureaus is dat ze aan het advies dat ze geven geen offerte vastnieten met een voorstel om het zelf uit te voeren. En juist daarom zijn ze te vertrouwen. Hoe denkt Danny Mekic over begrippen als vertrouwen, transparantie en authenticiteit? We vroegen het hem op zijn kantoor in Amsterdam. Vertrouwen Vroeger had je kleine banken, kleine verzekeringskantoren, kleine bakkers, kleine winkels. De afgelopen decennia zijn bedrijven enorm gegroeid. Om deze schaalvergroting mogelijk te kunnen maken zie je dat het individu is weggecijferd bij grote organisaties. Men geloofde dat het bij schaalvergroting noodzakelijk was om een centraal aanspreekpunt voor klanten te hebben. En dat werkt alleen als je de vrijheid van individuen weghaalt. Wanneer je bijvoorbeeld de helpdesk van je telefoonprovider belt, krijg je op een doodnormale vraag het antwoord dat het niet kan. Wanneer je vervolgens vraagt waarom niet, geven ze aan dat het niet kan in het systeem. De laatste jaren zien we onder de invloed van de crisis (wat eigenlijk beter een keerpunt genoemd kan worden) dat grotere organisaties geld proberen te besparen op het gebied van service en klantrelaties. Immers, alle andere grote organisaties doen het ook. Daarnaast worden bedrijven onder invloed van digitalisering uitgedaagd door een nieuwe orde van start-ups die het over een compleet andere boeg gooien. Zij zijn in staat om de waarden van de kleine dorpsbakker weer nieuw leven in te blazen. Er is daarbij een soort muizenval gecreëerd door consumenten die elkaar opzoeken op sociale media en vergelijkssites. Door kleine individuen die kleine brokjes informatie verzamelen en via het internet aan elkaar worden gekoppeld, krijg je een waarheidsgetrouw beeld van hoe een organisatie het in werkelijkheid doet. De consument komt er nu achter dat het vertrouwen dat ze in organisaties had, minder terecht is. Daardoor neemt het vertrouwen steeds verder af. Daarbij komen nog eens de naschokken van verschillende industrieën, waarbij allerlei schandalen aan het ligt zijn gekomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de politiek, financiële instellingen en de Retail branche. Organisaties zullen dus moeten veranderen om het vertrouwen terug te kunnen winnen. Het begint met eerlijk zijn naar jezelf toe. Wat doen we nu echt? Zijn we wel goed voor onze klanten? Hebben we het vermogen om de klant tevreden stellen? Als dat niet haalbaar is, moet je iets anders doen. Er wordt met terugwerkende kracht geïnvesteerd in klanttevredenheid, maar er wordt door bedrijven zelden gekeken of het wel terecht is dat je als organisatie vertrouwd wordt. Opvallend is dat binnen de verschillende boardrooms vaak hetzelfde gezegd wordt als bij de concurrenten. Als je ze vraagt waarom klanten voor ze kiezen, is het antwoord bijna altijd ‘wij hebben een goede service’. Een goede service definiëren ze vervolgens als ‘iets minder slecht dan de concurrent’. Organisaties maken zichzelf op het gebied van vertrouwen dus wijs dat het allemaal zo slecht nog niet is. Wanneer men op een helpdesk alleen maar nee mag verkopen is het servicekanaal weliswaar aanwezig, maar is de klanttevredenheid alsnog nul (evenals de motivatie van de helpdeskmedewerkers). Vertrouwen is dus iets wat organisaties opnieuw op moeten bouwen. Het gaat niet alleen om het uitstralen van vertrouwen, mensen moeten het kunnen voelen. Vertrouwen ontstaat in de relatie met de ander. Transparantie Transparantie was voorheen iets wat bedrijven konden geven. Inmiddels is transparantie iets wat ze overkomt. Ze hebben het steeds minder in eigen hand. Het bewustzijn en inzicht van de consument is de afgelopen jaren als gevolg van de intrede van het internet enorm toegenomen. Om het vertrouwen van de consument te kunnen behouden moeten organisaties zich dan ook niet afzetten tegen deze transparantie. Wanneer je als organisatie zelf de transparantie niet biedt, gaat een ander dat voor je doen. En dat pakt bijna altijd negatief uit. De Rijksoverheid staat bijvoorbeeld niet bekend om de meest innovatieve werkwijze. In het nieuws lezen we vaak over mislukte ICT projecten. Dit is echter niet de waarheid. Binnen de Rijksoverheid wordt enorm veel geïnnoveerd. Ze zijn daar echter niet transparant over. De media vult deze vaagheid op. De Rijksoverheid zou deze innovaties dus openbaar moeten maken en mensen er op laten reageren. Hier kunnen goede verbetersuggesties uit komen. Daarom komt de vraag voor organisaties terug bij hoe goed doen wij het nu echt. Wanneer je bijvoorbeeld claimt dat je de beste vakanties hebt, met de beste vliegreizen, de beste hotels, met de beste service tegen de laagste prijs moet je dit kunnen waarmaken. Vaak lukt dit echter niet, omdat deze combinatie niet bestaat. Organisaties vallen dan door de mand. In sommige gevallen is transparantie echter overbodig of zelfs niet
Met wind naar duurzame energie in Nederland
Het unieke Energieakkoord zorgt in Nederland voor een duidelijke, duurzame koers in de energievoorziening. Het akkoord, met een grote inzet op windenergie, werd in 2013 door meer dan veertig organisaties gesloten. Het Energieakkoord moet ervoor zorgen dat Nederland in 2020 aan zijn Europese doelstelling van 14 procent duurzaam opgewekte energie voldoet. Volgens het akkoord moet dit vervolgens groeien naar 16 procent duurzame energie in 2023. Een belangrijk deel van deze duurzame energie moet met wind worden opgewekt. Er is 4450 megawatt (MW) windenergie op zee gepland en 6000 MW aan windenergie op land. Op dit moment is het opgestelde windvermogen in Nederland 3357 MW. In totaal is slechts ongeveer vijf procent van de Nederlandse energievoorziening duurzaam. Vergeleken met andere landen in Europa is dit zeer laag. Alleen Malta en Luxemburg doen het nog slechter. Nederland heeft dus nog een grote slag te maken. Wind op zee Als het gaat om wind op zee kwam Nederland in eerste instantie goed uit de startblokken. Nederland was een van de eerste landen in de wereld die een offshore windpark aanlegde. De eerste twee windparken op zee, Egmond aan Zee (klaar in 2006) en het Prinses Amaliawindpark (gereed in 2008), hebben een geïnstalleerd vermogen van 228 MW. Sindsdien stond windenergie op zee lange tijd stil in Nederland. Pas in september 2015 steeg het opgesteld vermogen aan windenergie op zee weer in Nederland, met het gereedkomen van het park Luchterduinen. Dit windpark bestaat uit 43 turbines met een totaal aan 129 MW aan vermogen. Gemini, 85 kilometer ten noorden van de Waddeneilanden, zal operationeel zijn in 2017 met een geïnstalleerd vermogen van 600 MW, een echte klapper dus. Verder komt binnenkort in het windpark Westermeerwind in het IJsselmeer een opgesteld vermogen van 100 MW te staan. Om de doelstellingen in het Energieakkoord te kunnen realiseren is door alle partijen afgesproken om de komende jaren in vijf stappen van steeds 700 MW in totaal 3500 MW extra vermogen aan windparken op zee te bouwen. De windmolenparken worden gebouwd in een aantal kavels waarvan er steeds 2 (350 MW) per tender vergund worden. Overigens kan een bieder ervoor kiezen om meer vermogen (tot 380 MW) op te stellen, om zo meer energie op te wekken en inkomsten te genereren. De windmolenparken worden niet direct via kabels op het land aangesloten. Er zullen een soort stopcontacten op zee worden gebouwd waarop de windmolens worden aangesloten, een uniek Nederlandse oplossing om de kosten naar beneden te brengen. Deze stopcontacten zijn vervolgens verbonden met land. De nieuwe windmolenparken op zee worden via vijf tenders aanbesteed, waarbij de winnende partij de vergunning krijgt én tegelijk de benodigde rijkssubsidie. De winnaar wordt gekozen op basis van prijs, het consortium waarbij de overheid het minste subsidie moet bijpassen om het project te realiseren. De tenderwinnaar krijgt de subsidie verdeeld over 15 jaar, daarna moet het consortium het zuiver doen met de opbrengst van de verkoop van elektriciteit op de handelsbeurs. Omdat in het Energieakkoord ook is afgesproken dat er een kostenreductie van 40 procent moet worden bereikt voor de nieuwe windparken op zee is per tender vastgelegd wat het maximum tenderbedrag is, oftewel de subsidie per opgewekte eenheid stroom. Een bieder moet er wel rekening mee houden dat elektriciteitsprijzen over de jaren heen erg kunnen fluctueren, wat een business case onzeker maakt. In totaal is voor het elektriciteitsnet op zee 18 miljard aan subsidie gereserveerd, en dat voor de komende 20 tot 30 jaar. Daarvan is 3 à 4 miljard nodig voor de bouw van de stopcontacten en kabels. Er is voor gekozen dat TenneT dit gaat doen, de netbeheerder van het Nederlandse hoogspanningsnetwerk. De rest van het beschikbare geld wordt gebruikt voor de subsidie van de windparken. Windenergie is op dit moment zonder subsidie nog niet rendabel, maar de gekozen systematiek met de kostenreductie van 40 procent helpt wel mee om de windenergie voor de toekomst rendabel te maken. De verwachting is dat een aantal grote consortia zullen gaan bieden op de tenders, waarin naast energieleveranciers ook financiële instellingen en installatiebedrijven zullen meedoen. De biedingen mogen ook via vreemd vermogen worden gefinancierd, maar er is wel een harde eis dat er 20 procent eigen vermogen moet worden ingebracht. Wind op land De afgesproken 6000 MW aan windenergie op land zal worden verdeeld over de provincies. Elke provincie moet een deel van de doelstelling behalen, waarbij rekening gehouden wordt met de verwachte ‘windopbrengsten’ per provincie. Zo is de doelstelling voor Limburg laag (95,5 MW) omdat het daar relatief weinig en minder hard waait dan in de kustprovincies. Provincies kennen verschil in beleid over hoe windenergie gestimuleerd wordt. Zo worden in een klein aantal provincies bijvoorbeeld de eis gesteld dat voor een nieuwe molen er twee (kleine) verouderde windmolens vervangen moeten worden. Helaas leidt dit in de praktijk soms tot onwenselijke situaties waarbij er een handel in oude windmolens op gang komt, wat de prijs voor windenergie omhoog drijft. Overigens komt de subsidie voor deze windmolens uit een aparte subsidiepot dan de rijkssubsidie voor wind op zee. Uit de pot voor wind op land worden ook andere energietechnieken zoals zonne-energie gesubsidieerd. Een criterium daarbij is steeds dat de meest rendabele techniek sneller subsidie krijgt.
Maak jij het verschil?
Het accountantsberoep ondergaat een enorme verandering. Daarom heeft het beroep mensen nodig die in staat en bereid zijn om deel uit te maken van die verandering. Meer dan dat, we hebben mensen nodig die het aanjagen. En die mensen zijn jullie, de studenten van vandaag. Maar hoe maak je het verschil? Eén van de leuke dingen aan het accountantsberoep is dat er een constante stroom van jonge, ambitieuze mensen is. Sommigen willen accountant blijven voor de rest van hun leven, anderen zijn geïnteresseerd in het beroep om zichzelf te ontwikkelen als finance specialist en om, nadat zij ervaring hebben opgedaan als accountant, controller, internal auditor of CFO te worden. Een wezenlijk deel van de werknemers in een accountantskantoor bestaat uit mensen met minder dan vijf jaar ervaring die vaak hun opleiding recentelijk hebben afgerond. Deze mensen brengen nieuwe ideeën, nieuwe vaardigheden en een nieuwe cultuur. Accountantskantoren hebben hier niet altijd optimaal gebruik van gemaakt. In het verleden was de algemene aanpak om mensen aan te nemen die dezelfde achtergrond en vaardigheden hadden en om hen op een standaardwijze op te leiden en te trainen. Dit werkt goed wanneer naleving van een gedetailleerde set van stabiele standaarden het doel is. Audit teams die bestaan uit teamleden die op dezelfde manier opgeleid zijn en die bekend zijn met dezelfde standaarden kunnen hun doelen effectief en efficiënt bereiken. Deze manier werkt echter niet goed in een veranderend beroep dat behoefte heeft aan nieuwe en meer diverse vaardigheden. Daarnaast leidt uniformiteit binnen een team ook in niet-veranderende omgevingen niet altijd tot de beste beslissingen. In het sector-rapport, In het publiek belang, worden het organiseren van tegenspraak binnen de organisatie en het ter discussie stellen van gewoontes genoemd als belangrijke aspecten om kwaliteit te realiseren. Een manier om dit te bereiken is vertaald in een sectormaatregel. De implementatie van een Raad van Commissarissen met externe leden wordt voorgesteld om te zorgen voor kritische vragen van mensen die wat verder van de organisatie af staan. Maar de uitdaging moet ook van binnenuit komen, van jou. Door het aandragen van je ideeën binnen de organisatie en het ter discussie stellen van bestaande gewoontes. Accountantskantoren waarderen jouw bijdrage en toegevoegde waarde en een aantal accountantskantoren heeft een platform voor jonge professionals gecreëerd om hun input te geven. Maar input door middel van een dergelijk formele constructie is slechts een fractie van wat nodig is. De meest interessante en leuke discussies die ik heb in de praktijk zijn de discussies met mensen die vooraf hun huiswerk hebben gedaan en dus de discussie starten met een goed onderbouwde positie. Wanneer mensen daadwerkelijk een interactieve discussie kunnen voeren over het onderwerp, vanuit meerdere invalshoeken naar het probleem kunnen kijken en het initiële standpunt van anderen en van zichzelf ter discussie kunnen stellen. De mensen met wie ik dergelijke discussies heb, maken veel meer impact dan anderen die enkel om antwoord vragen. Zij zijn de mensen die de kwaliteit verbeteren en de verandering realiseren die we willen realiseren. Ik daag jou uit om een dergelijke discussie iedere dag te voeren. Natuurlijk zou je studie je een goede basis moeten geven om te starten in het accountants vak. Na je studie heb je kennis van de basis van auditing, accounting, interne controle en van diverse andere relevante vakgebieden. Maar dat is slechts de basis en verbetering van de kwaliteit vereist continue investering in je kennis en vaardigheden. Het sector rapport wijdt daarom een hoofdstuk aan “Een cultuur waarin kwaliteitsverbetering de norm is” en stelt enkele maatregelen voor om dit te bereiken. Nu, laat me je uitdagen. Is dit op dit moment onderdeel van jouw manier van denken? Streef je naar een zes tijdens je studie, of leg je de lat hoger? Lees je regelmatig accountant.nl om te begrijpen wat er op dit moment gebeurt in de sector? Heb je het sector-rapport gelezen? Heb je IFRS 15, de nieuwe standaard voor omzetverantwoording, afgelopen jaar gelezen? Ga je de nieuwe lease-standaard lezen deze maand? Wordt dit van je verwacht? Maakt het daadwerkelijk uit wat een ander van je verwacht? De vraag is of je wil investeren in het maken van een verschil. En vertrouw op je sterke punten. De sector wordt steeds meer gedreven door technologie. Effectief gebruik van deze technologie is cruciaal in de audit van vandaag en zeker in de audit van de (nabije) toekomst. Jij bent opgegroeid met technologie en het gebruik ervan is voor jou meer een tweede natuur dan een aangepaste stijl die het is voor veel ervaren mensen in het beroep. Je kunt een verschil maken door de bestaande technologie te omarmen in de audit, je teamleden te helpen om er effectief gebruik van te maken en het te ontwikkelen tot een hoger niveau. Als je het echt wil, kan je het beroep op sleeptouw nemen naar het volgende, mooie, decennium. Kan het beroep op jou rekenen?