For the English version, click here! Sinds de prijzen aan de brandstofpompen door het dak stijgen komt de reiskostenvergoeding onder steeds hogere druk te staan. De koopkracht daalt namelijk aanzienlijk en dit effect ontstaat niet alleen aan de pomp. Van de energierekening tot de boodschappen bij de plaatselijke supermarkt, alles wordt duurder met als gevolg dat de koopkracht een flinke deuk heeft opgelopen. En zolang onder andere het einde van de oorlog in Oekraïne nog niet in zicht is, zijn de verwachtingen helaas niet rooskleurig. Zowel vanuit de werkgevers, als de werknemers is er de drang om de stijgende kosten niet enkel bij de werknemers neer te leggen. Zo pleiten werknemers vakbond CNV en werkgeversclub AWVN beide voor een hogere onbelaste reiskostenvergoeding. Huidige situatie Momenteel kunnen werkgevers 19 cent per kilometer, die de werknemer aflegt om naar het werk te komen of andere zakelijke kilometers af te leggen, onbelast vergoeden. Elk bedrag daarboven is in principe belast tenzij de werkgever dit meerdere aanwijst als eindheffingsloon of de vrije ruimte van de werkkostenregeling benut. Dit meerdere wordt in het geval van de werkgever belast in de vorm van extra sociale premies en voor de werknemer inkomstenbelasting. Ook staan de kosten los van de wijze van transport. Zowel voor reizen per auto, fiets of openbaar vervoer is de vergoeding gelijk. Al kan de werkgever in het geval van openbaar vervoer ervoor kiezen om de daadwerkelijke kosten te vergoeden. Druk op de huidige regeling Wat echter in het oog springt is het feit dat deze regeling stamt uit 2006 en sindsdien is deze in essentie nooit meer gewijzigd. Ook is de vergoeding niet gekoppeld aan een economische parameter zoals inflatieom de reiskostenvergoeding op een lijn te houden met bijvoorbeeld de nationale koopkracht. Ondanks de toenemende kritiek bleef het kabinet hieraan vasthouden. Zo blijkt uit een onderzoek van Vereniging Zakelijke Rijders al in 2020 dat de huidige reiskostenvergoeding ruim ondermaats is. Zo zijn de kosten van de goedkoopste auto’s destijds ten alle tijden hoger dan de 19 cent per kilometer. Uit een onderzoek van werkgeversorganisatie AWVN blijkt dat 44% de regel wilt wijzigen uit goed werkgeverschap, maar ook door de krappe arbeidsmarkt. Werkgevers zijn zich ervan bewust dat ze in de huidige situatie personeel snel kunnen verliezen aan een concurrent die dichter bij de werknemer gepositioneerd is, waardoor de eigen bijdrage van de werknemer daardoor lager is. Een belangrijk vereiste voor de meerderheid van de werkgevers is dat de huidige fiscale regels moeten worden versoepeld. Door de huidige manier van belasten kan de werknemer er slechts maximaal 50% van de extra vergoeding profiteren en is de werknemer over het meerdere 20% duurder uit. Werkgevers geven als gevolg aan dat hetgeen wat zij boven de 19 eurocent per kilometer uitkeren het doel om de werknemer te compenseren niet effectief benut. “Ondanks deze motie besloot het kabinet enkele tijdelijke maatregelen te treffen die tot 1 januari 2023 actief blijven.” Reactie van het kabinet Gedurende maart 2022 werd al een verzoek geplaatst in de Tweede Kamer om de hogere kosten af te vlakken voor de werknemer en meer te spreiden tussen de werknemer en werkgever door middel van een hogere onbelaste reiskostenvergoeding die per 1 juli 2022 zou moeten gelden. Ondanks deze motie besloot het kabinet enkele tijdelijke maatregelen te treffen die tot 1 januari 2023 actief blijven. Zo werden de brandstofaccijnzen en het btw-tarief op elektriciteit en gas verlaagd. Tot vreugde binnen de Tweede Kamer, werd op 22 mei 2022 bekend dat het Kabinet 200 miljoen in 2023 en 2024 wordt uitgetrokken om de reiskostenvergoeding stapsgewijs te verhogen van eerst 21 cent per 1 januari 2023 en later naar 23 cent per afgelegde kilometer. De aanvankelijk verzochte vervroeging van deze invoering werd hiermee afgeslagen en zal dus functioneren als niet een aanvullende maar een opvolgende maatregel. De precieze uitwerking zal later gedurende Prinsjesdag echter bekend worden gemaakt. Het kabinet gaat zelfs verder. In reactie op de ontstane ophef en de opname van een verhoging voor onbelaste vergoeding van reiskosten per 2024 in het Coalitieakkoord 2021-2025 van het huidige kabinet, is het ministerie van Financiën gestart met een onderzoek voor een modernisering van de reiskostenvergoeding. Hierbij wordt een breder maar toch specifieker standpunt ingenomen, zo geeft het ministerie aan dat het gaat onderzoeken hoe de huidige reiskostenvergoeding zich uit in de maatschappij. Hierbij wordt gekeken naar welke deel van de werkgevers een reiskostenvergoeding aanbieden en hoe dit vervolgens doorstroomt in verschillende inkomensklassen. Met het oog op vergroening en duurzaamheid wordt ook het type vervoermiddel onderzocht. Later in het jaar zal dit onderzoek worden afgerond. Al met al blijkt dat opvallend genoeg het huidige kabinet zich wél genoodzaakt voelt, in tegenstelling tot eerdere kabinetten, om de vorm van reiskostenvergoeding te veranderen. Op basis van het lopende onderzoek valt te concluderen dat over dit thema het laatste woord nog niet is gesproken en de toekomst zal dan ook uitwijzen in welke vorm deze vergoeding zal blijven bestaan.
CO2-heffing in Nederland – de industrietafel en Kabinet Rutte III
Afgelopen 11 april jl. vond er in de Tweede Kamer de hoorzitting over het klimaatakkoord plaats met vertegenwoordigers van de grote industrie in Nederland. Faces-Online sprak met een onderhandelaar vanuit de industriesector, om een blik te werpen op de soms onderbelichte kant van de industrie. Ook kregen we de appreciatie[1] van Manon Jansen, CEO van Ecorys en voorzitter van de Industrietafel, over het proces in handen. Dit artikel biedt een bredere inkijk in het onderhandelingsproces met het kabinet Rutte III en de mogelijke (vergaande) gevolgen. Wegens de gevoeligheid van het onderwerp, vooral in de huidige fase van de onderhandelingen, wenst onze bron anoniem te blijven. Sinds het klimaatakkoord van Parijs is opgenomen in het regeerakkoord van kabinet Rutte III, is de klimaatdiscussie een veelbesproken onderwerp. Maar betrokkenheid vanuit de industrie blijkt er al langer. Al voor het klimaatakkoord van Parijs in 2015 waren energie-intensieve bedrijven binnen Europa actief opzoek naar manieren om energie te besparen en hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen. “Energie in de Europese Unie is gewoon heel erg duur” aldus onze bron. Energie-intensieve Nederlandse bedrijven zijn sinds 2017 actief betrokken in de onderhandelingen met de Nederlandse regering om aan de ambities van Rutte III invulling te geven. Deze onderhandelingen kennen meerdere fases. Allereerst is er de fase van vóór het definitief ontwerp van het klimaatakkoord van december 2018. Er waren honderden vertegenwoordigers van alle sectoren zoals de industrie, belangen organisaties en de regering, betrokken bij het overleg. Onze bron onderschrijft op dit moment de bereidheid van de industrie tot deze transitie. “Dit is wel de weg, de inspanning doet pijn, maar is te accepteren en met steun op te vangen”. De tweede fase was ongeveer vanaf begin van dit jaar tot 13 maart, vlak voor de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart jl., waarin het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) en CPB (Centraal Planbureau) met een analyserapport kwamen. “Hun conclusie was dat de doelstellingen net niet gehaald werden door de grote mate van onzekerheid, dat de kosten meevielen en de burger uiteindelijk marginaal geraakt wordt”, aldus Manon Jansen. De laatste fase is die vanaf de Provinciale Statenverkiezingen tot heden. In deze eindfase heerst voor de industrie momenteel een tendens van onzekerheid. Dat het belang en de impact voor energie-intensieve bedrijven groot is, lijkt duidelijk. Ter illustratie: elke twee weken zijn de CEO’s van de twaalf grootste industrie uitstoters van Nederland fysiek aanwezig in Den Haag voor overleg, met als doel het actief vormgeven van wat de overheid ambieert. Binnen deze bedrijven moet dan ook een grote transitie plaatsvinden. Het hele land en haar industrie moet in een korte periode worden verbouwd. “Op financieel gebied is dit voornamelijk het opstellen van modellen om de financiële impact door te berekenen, scenario’s op te stellen, cashflows voor de komende jaren bekijken en de lange termijnplanning. Ga je bijvoorbeeld een mogelijke taks betalen, of kun je een nieuw project opstarten om de belastingvoet omlaag te krijgen. “Bij alle modellen speelt de taks een rol als nieuwe parameter van invloed” aldus onze anonieme bron. Ten slotte gaan de bedrijven door in hun transformatie om emissie omlaag te krijgen. Opzoek naar innovatie om toekomstbestendig te worden. “Hij stelde dat het effect van een dergelijke maatregel voor Nederland een tweede mijnsluiting betekent, verwijzend naar het sluiten van de mijnen in Limburg in de jaren 1960 en 1970. Verlies aan banen toentertijd: geschat op 32.000.” De gevolgen die een mogelijke CO2-heffing met zich meebrengt, kunnen dramatisch zijn. Onze bron maakt hierbij onderscheid tussen een onverstandige en een verstandige maatregel. Bij een onverstandige maatregel zou er voor meerdere bedrijven geen winstgevende basis meer zijn om in Nederland te opereren. Om de volgende vraag te onderzoeken heeft de Nederlandse overheid PricewaterhouseCoopers ingeschakeld: hoeveel kan de industrie aan maatregelen absorberen ten opzichte van zijn concurrentiekracht? Bij de invoering van een verstandige, subtiele maatregel zou het doel haalbaar moeten zijn, aldus onze bron. “Als je niet innoveert of je uitstoot niet verlaagd: een boet of strafregeling. Als je wel voldoende innoveert: steun. In totaal is het een gebalanceerd pakket van maatregelen die net niet te veel pijn doen, op weg naar een toekomstbestendige industrie”. Bij een onverstandige maatregel liet Ger Koopmans, CDA-gedeputeerde in Limburg, de mogelijke catastrofale gevolgen optekenen. Hij stelde dat het effect van een dergelijke maatregel voor Nederland een tweede mijnsluiting betekent, verwijzend naar het sluiten van de mijnen in Limburg in de jaren 1960 en 1970. Verlies aan banen toentertijd: geschat op 32.000. Momenteel bevinden alle onderhandelingen zich in de eindfase. Eind mei van dit jaar wordt de zogenaamde kabinetsappreciatie van Rutte III verwacht. Als afsluitende opmerking noteert onze bron het volgende. “Allereerst was er het regeerakkoord. Een gevolg hiervan was dat de industrie hogere doelstellingen heeft gekregen omdat deze, in principe, goedkoop CO2 kan reduceren. Nu valt het effect van de afspraken in het algemeen tegen. Als gevolg moet de industriesector opeens nóg meer betalen. Hierbij lijkt de overheid de context te zijn vergeten”. Bijval lijkt te komen vanuit de hoek van Manon Janssen. Verleden maand gaf ze een college over het Nederlandse klimaatakkoord aan de universiteit van Brussel. Toen ze studenten vroeg welk advies zij graag mee zouden geven voor de onderhandelingen aan de klimaattafel, zeiden ze het volgende: a) don’t make stupid laws, en b) don’t give up – you are doing this for us, not for you. [1] Officiële bekendmaking