For the English version, click here In mei 2021 laat Elon Musk via een tweet [1] weten dat Tesla niet langer Bitcoins accepteert voor aankopen bij het bedrijf. Het besluit wordt gedreven door het aandeel van Bitcoin in de wereldwijde CO2-uitstoot. Hoewel de populariteit van Bitcoin toeneemt, wordt de munt bekritiseert op het vlak van duurzaamheid. In dit artikel duiken we in de duurzaamheid van Bitcoin. Back to the basics Om te beginnen is het van belang om te begrijpen waarom Bitcoin energie verbruikt. Het is namelijk verkeerd om te stellen dat individuele transacties zorgen voor het hoge energieverbruik. Bitcoin is een gedecentraliseerde cryptomunt. Dit betekent dat er geen centrale partij is die het netwerk beheert. In plaats daarvan bestaat het netwerk uit een grote groep van computers die met elkaar in verbinding staan. Het ontbreken van een centrale partij brengt enkele voordelen met zich mee, maar roept ook de vraag op wie transacties binnen het netwerk verifieert. Als niemand transacties verifieert, dan zouden personen bijvoorbeeld hun Bitcoins meerdere keren uit kunnen geven. Om dit te voorkomen, moet er binnen het Bitcoin netwerk consensus zijn over één logboek met alle transacties (de blockchain). Hieruit blijkt duidelijk of iemand zijn Bitcoins al heeft uitgegeven. Tevens zullen er op deze manier geen onvolledige of alternatieve logboeken voor waar aangenomen worden door het netwerk. Bitcoin transacties worden aan de blockchain toegevoegd in zogenaamde transactieblokken. Om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde blockchain voor waar aanneemt, wordt de langste blockchain gezien als de “echte” blockchain. Een blockchain waaruit een blok met transacties is verwijderd, zal dus nooit voor waar worden aangenomen. Verder is het de bedoeling dat de blokken crypto grafisch op elkaar aansluiten, waardoor het meteen opvalt als één van de blokken door een aanpassing niet meer aansluit. Hierdoor kunnen kwaadwilligen alleen de blockchain manipuleren als ze zowel het beoogde blok als alle latere blokken aanpassen. Bovendien maakt Bitcoin gebruik van de zogenaamde proof-of-work methode, waardoor het toevoegen van nieuwe blokken veel energie kost. Dit werkt als volgt. Een nieuw blok met transacties kan alleen aan de blockchain worden toegevoegd als het de oplossing van een wiskundige puzzel bevat. Deze puzzel verandert per nieuw blok dat wordt toegevoegd aan de blockchain en de oplossing is enkel via trial-and-error rekenwerk te vinden. Computers die zoeken naar deze oplossing gebruiken rekenkracht en daarmee elektriciteit. Deze activiteit wordt ook wel mining genoemd en de deelnemers miners. De miner die als eerste de juiste oplossing vindt, mag een nieuw blok met transacties toevoegen aan de blockchain. Hij of zij krijgt hiervoor een beloning in (nieuwe) Bitcoins. De hoedanigheid van de puzzel zorgt ervoor dat ongeveer iedere tien minuten een nieuw blok in de blockchain wordt geschreven. Door de tijd- en energiekosten maakt de proof-of-work methode het vervalsen van blokken erg lastig én onrendabel. Kortom zorgt de proof-of-work methode, samen met de verbinding tussen de blokken, voor een sterke beveiliging van de Bitcoin blockchain. Tegelijkertijd is energieverbruik noodzakelijk voor deze beveiliging. Door de toenemende waarde van Bitcoins is mining een lucratieve activiteit geworden. Het heeft geleid tot een businessmodel waarin bedrijven met vele computers deelnemen in mining en op deze manier de Bitcoin beloning proberen te bemachtigen. “Nederland verbruikte in 2020 ongeveer 111 TWh aan elektriciteit. Dit is dus minder dan het Bitcoin netwerk van vandaag de dag.” Ter vergelijking Nu de oorzaak van het energieverbruik besproken is, kunnen we ons richten op de hoeveelheid. Op het online platform Digicomist houdt de Nederlandse Alex de Vries een Bitcoin Energy Consumption Index [2] bij. Op 15 september 2021 werd het jaarlijkse energieverbruik van Bitcoin op 162 TWh geschat. In april 2018 was dit nog slechts 62 TWh [3]. Om deze cijfers verder in perspectief te stellen: Nederland verbruikte in 2020 ongeveer 111 TWh aan elektriciteit [4]. Dit is dus minder dan het Bitcoin netwerk van vandaag de dag. De Cambridge Bitcoin Electricity Consumption Index (CBECI) [5] schat de jaarlijkse consumptie van Bitcoin echter wat lager in, namelijk op 98 TWh. Hierbij is het ook goed om te beseffen dat het Nederlandse elektriciteitsverbruik van 111 TWh slechts 15% van het totale energieverbruik omvat [6]. We gebruiken bijvoorbeeld ook energie voor vervoer en warmte. De CBECI raamt Bitcoin’s aandeel in het mondiale energieverbruik op 0,08%. Naast Bitcoin is Ethereum een andere cryptomunt met een relatief hoog energieverbruik. De Ethereum Energy Consumption Index [7] schat het huidige energieverbruik op 71 TWh per jaar. Dit is vergelijkbaar met het elektriciteitsverbruik van Tsjechië en Colombia. Samen zouden Bitcoin en Ethereum jaarlijks meer elektriciteit gebruiken dan Zuid-Afrika. Op zoek naar de goedkoopste bron Het elektriciteitsverbruik van Bitcoin zou wellicht geen probleem zijn als er bij het opwekken van de elektriciteit geen CO2-uitstoot plaats zou vinden. Echter, uit CBECI cijfers blijkt dat slechts 39% van de Bitcoin miners draait op duurzame energie. Wereldwijd is de CO2-uitstoot van het Bitcoin netwerk vergelijkbaar met dat van landen zoals Jordanië en Sri Lanka [8]. Desondanks zullen miners niet gemotiveerd zijn om te kiezen voor duurzame energiebronnen zolang dit leidt tot hogere elektriciteitsprijzen. Goedkope energiebronnen zijn namelijk van belang om de winst uit de mining activiteiten te maximaliseren. Om de kosten laag te houden wijken Bitcoin miners uit naar verschillende energiebronnen. Zo kocht de startup StrongHold in de Verenigde Staten een oude steenkolenmijn om het achtergebleven afval te verbranden voor de stroomvoorziening van hun mining activiteiten. De verbranding vindt plaats onder het mom van “milieuvriendelijk”, omdat het water- en grondvervuiling zou voorkomen, maar de extra CO2-uitstoot blijft een feit [9]. In China maakt men veelvuldig gebruik van de waterkrachtcentrales in de provincie Sichuan. Tijdens het regenseizoen wekken de waterkrachtcentrales veel elektriciteit op, wat leidt tot lagere prijzen. Doordat het business model van miners relatief mobiel is, kunnen ze hun activiteiten in deze maanden naar Sichuan verplaatsen. In 2020 deden miners dit massaal, waardoor zo’n 50% van de Chinese miners zich in de piekmaanden in Sichuan bevond. In de andere maanden lag dit percentage rond 15%. Dat Bitcoin miners zich sowieso graag vestigen in China blijkt wel uit de cijfers van
Het groene masker van ‘duurzame’ organisaties
For the English version, click here Duurzame investeringen hebben in de afgelopen decennia steeds meer terrein gewonnen binnen de financiële wereld. Zodra een bedrijf als ‘groen’ wordt bestempeld, lijkt de gemiddelde investeerder een stuk eerder bereid te zijn hier kapitaal in te steken. Al jarenlang is op dit gebied een stijgende trend te zien. Ondanks het opkomende coronavirus, staken beleggers in de eerste drie maanden van dit jaar wederom meer geld in duurzame beleggingsfondsen. Maar zijn al deze bedrijven wel zo duurzaam als ze zich voordoen, of is dit een schijn die hoog gehouden wordt om op deze manier meer investeerders aan te trekken? Eerder publiceerde Faces Online een artikel over wat duurzaam beleggen precies inhoudt, dit artikel kunt u hier teruglezen. De opmars van het duurzaam investeren De wortels van het duurzaam beleggen stammen uit de jaren ‘80, waarin de opkomst van sociaal verantwoord investeren de wereld van financiële instrumenten opschudde. Echter, pas rond 1995 begonnen investeerders ESG-factoren (environmental, social en governance) in hun besluitvorming te integreren. In de huidige eeuw is het duurzaam beleggen alleen nog maar verder toegenomen. Investeerders zoeken klaarblijkelijk meer en meer naar bedrijven die de tand des tijds kunnen doorstaan. Hiernaast worden groene investeringen ook meer en meer gebruikt als middel dat dient tot portfolio diversificatie. De opwaartse trend van duurzaam beleggen valt duidelijk af te lezen uit de exponentiële groei aan uitgifte van zogenaamde ‘Green Bonds’ door de Europese Investeringsbank (EIB). Deze uitgifte is in vier jaar tijd bijna vervijfvoudigd, van €38 miljard in 2015 tot bijna €175 miljard in 2019 [1]. Twee weken geleden kondigde de Europese Commissie in haar jaarlijkse beleidsvisie, de zogenoemde ‘State of the Union’, aan dat er voor maar liefst €225 miljard aan nieuwe Green Bonds zal worden uitgegeven [2]. Hiernaast wordt momenteel 20% van het totale vermogen onder beheer gebruikt voor ESG-investeringen [3]. Greenwashing Toch is er vaak kritiek binnen de duurzame beleggingswereld. Milieubewustheid is een enorm breed concept en hierdoor niet met één enkele maatstaf te meten. Door de toenemende belangen voor de milieubewustheid van een bedrijf, bleken sommige corporaties dit groene label te verkrijgen door zich voor te doen als duurzaam bedrijf. In werkelijkheid droeg de kern van deze bedrijven eerder bij aan de vervuiling van het milieu in plaats van het beschermen ervan. Dit concept, de onterechte duurzaamheidsclaim van bedrijven, wordt ook wel ‘Greenwashing’ genoemd. “Doordat er geen eenduidige meting van de duurzaamheid van een bedrijf is, maakt het de externe verificatie van deze duurzaamheidsfactoren door een eventuele accountant of controleur extra gecompliceerd. “ Greenwashing wordt gezien als een sigarettenfabrikant die een eenmalige liefdadigheidsdonatie aan longkankeronderzoek doet, met als doel het verkrijgen van een bepaald ‘Charity Label’, terwijl de kern van het bedrijf juist een van de hoofdoorzaken van het probleem is. Een cruciale factor om greenwashing tegen te gaan is transparantie vanuit bedrijven en controle door onafhankelijke derde partijen. Transparantie wordt vaak geassocieerd met de hoeveelheid en kwaliteit van de data die kenbaar wordt gemaakt. Het probleem hierachter is echter dat er geen gouden standaard bestaat met betrekking tot data-uitgave. Te weinig publieke data kan ertoe leiden dat er informatie achtergehouden wordt, terwijl bij een overvloed aan vrijgegeven informatie het juist zoeken wordt naar een speld in een hooiberg. Naast de hoeveelheid, is de kwaliteit van de data essentieel. Uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) blijkt dat er te weinig (gestandaardiseerde) niet-financiële informatie wordt vrijgegeven door beursgenoteerde bedrijven [4]. Daarnaast staat de koppeling tussen groene doelstellingen en kwantificeerbare KPI’s nog in de kinderschoenen. Doordat er geen eenduidige meting van de duurzaamheid van een bedrijf is, maakt het de externe verificatie van deze duurzaamheidsfactoren door een eventuele accountant of controleur extra gecompliceerd. Naast greenwashing door bedrijven zelf, worden tegenwoordig ook beleggingsfondsen in twijfel getrokken. Doordat duurzaam investeren een dusdanig breed begrip is, integreren de meeste fondsen een breed scala aan duurzaamheidscriteria in de beleggingsprocedure. Echter bestaan er ook fondsen die slechts één van deze thema’s integreren in het investeringsproces, en vervolgens alsnog met het label ‘duurzaam investeringsfonds’ de boeken in gaan. “Zo kan er met de juiste, zelfgecreëerde maatstaven, een dochteronderneming de spreekwoordelijke groene hemel in geprezen worden, terwijl dit in werkelijkheid onterecht is.” Maatstaven voor duurzaamheid Er bestaat een breed scala aan overzichten waarin de duurzaamheid per bedrijf, de zogenaamde ‘green score’, weergegeven wordt aan de hand van verschillende maatstaven. Algemene criteria van deze onderzoeken zijn vaak zaken als het elektriciteitsverbruik, waterverbruik, het type materiaal dat als grondstof gebruikt wordt en de efficiëntie van dit grondstofverbruik. Echter spelen naast milieugerelateerde maatstaven ook sociale factoren een rol bij de bepaling van de mate van duurzaamheid in een bedrijf. Zo wordt vaak ook de beloning van een CEO ten opzichte van het gemiddelde loon van medewerkers meegenomen als criterium, en wordt er ook vaak gekeken naar de man-vrouw verhouding binnen de raad van bestuur. De criteria worden veelal samengevoegd tot een totale duurzaamheidsscore per bedrijf, waarna deze bedrijven vervolgens in een ranking worden geordend. Deze overzichten en rankings zijn echter niet allemaal even betrouwbaar, aangezien er verschillende bedrijven zijn die voor eigenbelang een overzicht creëren waarin het bedrijf zelf hoog eindigt. Zo kan er met de juiste, zelfgecreëerde maatstaven, een dochteronderneming de spreekwoordelijke groene hemel in geprezen worden, terwijl dit in werkelijkheid onterecht is. Dit is dan ook de reden waarom er altijd onderzoek moet worden gedaan naar de onafhankelijkheid van het bedrijf die de overzichten en scores uitgeeft. Een onafhankelijk bureau die de bedrijven test en een overzicht creëert zal hiernaast vrijwel altijd de gehanteerde methodologie uitbrengen om zo transparant mogelijk te zijn naar de lezers. Investeren in je toekomst Bij het investeren in duurzame bedrijven moet er klaarblijkelijk een extra oogje in het zeil gehouden worden. Er bestaan verschillende duurzame investeringstechnieken die hier een handje bij helpen. Zo zorgt de ‘Negative Screening’ methode er voor dat bedrijven en sectoren die een hoog ESG-risico dragen af worden gestoten tijdens het investeringsproces. Hierdoor worden bedrijven met een lage ESG-score niet meegenomen in de lijst van investeringsopties. Een iets agressievere duurzame beleggingsstrategie is de ‘ESG integratie’ techniek, waarbij
Amber Mobility: On-demand duurzame mobiliteit
Een maand geleden heeft Amber op de Hannover Messe een grote aankondiging gedaan. Zij hebben hier namelijk bekendgemaakt dat zij zelfrijdende auto’s gaan ontwikkelen, en dat ze deze al in medio 2018 op grote schaal op de openbare weg gaan laten rijden. Dit klinkt als een mooie belofte, maar wat doet Amber eigenlijk precies? Amber is een startup uit Eindhoven, opgericht in 2016, met inmiddels al meer dan 20 werknemers. Met al deze mensen wordt aan een groot einddoel gewerkt: een toekomst waarin mensenonbeperkt beroep kunnen doen op on demand duurzame mobiliteit. Met hun autodeel-service, genaamd Amber Mobility, wil Amber zowel zakelijke als particuliere gebruikers door heel Europa on-demand toegang geven tot een elektrische auto, op elk moment en binnen loopafstand, voor slechts 33 euro per week. Om dit toekomstbeeld te bereiken, is Amber begonnen met Amber Mobility voor zakelijke gebruikers. Sinds deze maand maken werknemers van ABN AMRO in Eindhoven gebruik van de diensten van Amber Mobility, waarbij ze onbeperkt toegang hebben tot mobiliteit, gebruikmakend van een gedeelde vloot elektrische BMW i3’s. Op deze manier heeft ABN AMRO een goedkoop en duurzaam alternatief voor zakelijke leaseauto’s, en zo zijn er bovendien veel minder parkeerplaatsen nodig. Met ABN AMRO is dus de eerste Amber Mobility hub tot stand gekomen, maar er staan er nog veel meer op de planning. Zo wordt over enkele maanden eenzelfde hub gelanceerd op de High Tech Campus in Eindhoven, en is het doel om aan het eind van 2017 honderden gedeelde elektrische auto’s door Eindhoven te hebben rijden. Als Eindhoven voorzien is van duurzame mobiliteit, is het de beurt aan de rest van Nederland en hierna wil Amber ook uitbreiden naar andere landen in Europa. Vervolgens is het de bedoeling dat ook particuliere gebruikers gebruik gaan maken van Amber Mobility. Met een maandelijks abonnement hebben zij dan ook on-demand toegang tot mobiliteit, waar en wanneer ze maar willen. Om dit mogelijk te maken is het belangrijk dat de distributie van de auto’s optimaal verloopt, zodat vraag en aanbod goed gebalanceerd worden. In het begin zullen de auto’s handmatig worden gedistribueerd, maar op een zeker moment is dit natuurlijk niet meer rendabel. Precies om dit probleem op te lossen, heeft Amber aangekondigd zelfrijdende auto’s te gaan toepassen, in samenwerking met partners als Microsoft, NVIDIA, KPN, TNO en TomTom. Deze auto’s zullen dan ’s nachts over rustige wegen rijden, om zo de juiste hoeveelheid auto’s op de juiste plek te hebben. Het is dus niet de bedoeling dat de auto’s autonoom rijden als de bestuurder erin zit, maar juist om de auto bij de juiste persoon te krijgen. Op deze manier ontstaat een veel toegankelijkere test case, waarmee de gemeenten Eindhoven en Helmond nu al akkoord zijn gegaan. Omdat Amber de meest efficiënte autodeel-service wil hebben, gaan ze nog een stap verder. Ze hebben namelijk aangekondigd om zelf een auto te gaan maken, de Amber One. Deze auto onderscheidt zich van bestaande elektrische auto’s omdat deze volledig ontworpen is om gedeeld te worden. Bovendien wordt de auto erg licht, wat zorgt voor een laag energieverbruik, en zal de auto een uitzonderlijk lange levensduur hebben. Zo wil Amber ervoor zorgen dat duurzame mobiliteit voor iedereen bereikbaar wordt. Mocht je meer willen weten over Amber, bezoek dan de website, of volg Amber op Twitter, Facebook en LinkedIn.