For the English version, click here Tiny Sanders heeft met zijn ervaring als CFO bij HCS, CEO bij Campina en algemeen directeur bij PSV, een enorm breed portfolio opgebouwd. In dit interview vertelt Tiny Sanders over zijn carrière, tegenslagen en prachtige momenten die hij door de jaren heen heeft meegemaakt. U hebt Economics gestudeerd aan de Universiteit van Tilburg. Wat heeft u hiervan opgestoken waar u in de rest van uw carrière nog profijt van heeft gehad? In mijn studententijd was er meer ruimte om aan andere dingen dan je studie te besteden. Je had tijd om jezelf te ontwikkelen, om dingen uit te proberen. De algemene ontwikkeling die je daardoor opstak heeft mij erg geholpen in de rest van mijn carrière. Ook de andere manier van lesgeven door docenten bracht mij veel wijsheid. De Universiteit van Tilburg had juist door de achtergrond en filosofie net meer oog voor de wereld achter de business dan andere universiteiten. U ging na uw studie aan de slag bij Mars. Wat was uw startersfunctie en hoe verliep het vanaf daar? Mars had destijds een assessment center, waar je twee dagen in een hotel werd opgesloten en je allerlei opdrachten deed in groepsvorm. Dit resulteerde voor mij in een management traineeship. Eenmaal afgerond, ging ik aan de slag bij het finance departement, wat een erg boeiende kant van het zakendoen bleek te zijn. Financieel inzicht is namelijk in vrijwel alle (internationale) projecten noodzakelijk. Dit groeide in zes jaar tijd uit tot een positie in de directie. Enige tijd later stelde de eigenaren van Mars voor dat ik naar de vestiging in Australië ging. Dit was een geweldige ervaring, met mijn vrouw en drie kinderen. Als je in de corporate wereld carrière wil maken, is een buitenlandse ervaring naar mijn idee noodzakelijk. Let er wel op dat je dit vroeg genoeg doet, zodat het nog binnen je privéleven past. Vanuit Mars kwam u via een omweg terecht bij Campina, waar u uitgroeide tot CEO. Hoe kwam dit tot stand? Na mijn tijd in Australië ben ik bij HCS als CFO aan de slag gegaan, een bedrijf dat zich met name richtte op computers en software. Deze drie jaren waren voor één grote leerschool, met veel tegenslagen. Dit bedrijf leek van de buitenkant erg mooi, maar bleek van de binnenkant een berg aan ellende te zijn, met o.a. fraudeurs en boekhoudschandalen. Als vervolgstap ben ik naar Campina gegaan, wat ik me niet beter had kunnen wensen. Na 8 jaar binnen finance afdeling en Campina International te hebben gewerkt, kreeg ik hier het aanbod als CEO van Campina aan de slag te gaan, wat ik vervolgens voor 8 jaar met passie heb gedaan. Campina groeide uit tot een bedrijf dat gelijkwaardig aan Friesland was, waarna er een fusie tot stand kwam. Op dat moment mochten er niet twee CEO’s de baas worden van het nieuwe bedrijf en werd er vooraf afgesproken dat beide CEO’s plaats zouden moeten maken na de fusie. Vervolgens werd u algemeen directeur van PSV. Hoe kwam de overgang van het bedrijfsleven naar het profvoetbal tot stand? Na deze ervaring had ik genoeg gezien van de corporate wereld, veel mooier kon het niet worden na 8 jaar CEO van Campina te zijn geweest. Drie jaar later kwam PSV met de vraag of ik aan de slag wilde gaan als algemeen directeur van de club. Deze wereld was totaal nieuw voor mij en hiernaast een bijzondere plek, waar je vroeger op de jongensrang zat, dus hier zei ik vrijwel direct ja op. Lichtelijk impulsief, maar de club zit toch in je hart en als algemeen directeur kun je echt iets bijdragen en het verschil maken. “Het belangrijkste onderdeel hiervan was om, na ongeveer 20 miljoen verlies en een negatief eigen vermogen, het vertrouwen terug zien te krijgen.” In uw tijd bij PSV heeft u de club op financieel vlak doen herrijzen, door o.a. de veelbesproken gronddeal. Hoe heeft uw beleid de club op financieel gebied weer terug op de rit gekregen? De club bleek bij aankomst financieel compleet aan de grond te zitten, zo konden salarissen niet meer betaald worden. We zijn dit toen aan gaan pakken en na een half jaar tot een jaar begon het herstelplan vorm te krijgen. Het belangrijkste onderdeel hiervan was om, na ongeveer 20 miljoen verlies en een negatief eigen vermogen, het vertrouwen terug zien te krijgen. De enige oplossing hiervoor was extra inkomsten, zo’n 80 miljoen om precies te zijn. Dit werd bewerkstelligd door de gronddeal met de gemeente Eindhoven, die rond de 46 miljoen opleverde, maar ook nog nagenoeg 40 miljoen door het herstructureren van leningen en het aangaan van nieuwe, grote sponsorcontracten. Als u deze twee werelden (bedrijfsleven en voetbalwereld) vergelijkt, wat zijn dan de grootste verschillen en overeenkomsten? De processen onderling in het team zijn een beetje hetzelfde, en heel erg afhankelijk van de mensen binnen je team. Teamfunctionering is cruciaal en dat is bij zowel bedrijven als bij het betaald voetbal het geval. Een andere overeenkomst is dat er, zowel bij bedrijf als voetbalclub, altijd een scherp oog moet kijken naar de structurele financiële gezondheid van de organisatie. Het grootste verschil tussen deze twee werelden zit hem in de emotie en de media. Bij een corporate krijg je 2 weken van tevoren te horen dat je geïnterviewd gaat worden, waar je dan vooraf alles met de perschef mag doornemen. Bij PSV zitten er 3 journalisten de hele dag op de club, die iedereen blijven benaderen tot ze ergens een lek vinden. Alles wordt dus door een vergrootglas gezien. Verder is de voetbalwereld compleet anders dan de corporate wereld. Organisaties als de UEFA en FIFA wilde ik zo min mogelijk mee te maken hebben. Dit is ook een van de redenen waarom ik vanaf het begin heb aangegeven om 4 jaar te willen werken, en geen dag langer. Dit lag niet aan PSV, maar aan de wereld eromheen. Je ziet helaas vaak dat mensen er voor zichzelf zitten en niet voor de belangen waar
Interview met Jordens Peters – Aanvoerder Willem II
For the English version, click here Tijdens je studententijd zit je in de bloei van je leven. Niet alleen je hersencapaciteit, maar ook je fysieke vermogen is optimaal in deze levensfase. Als in je studententijd de kans voorbijkomt om de topsportwereld in te gaan, kiezen veel mensen ervoor zich volledig te focussen op een van deze twee mogelijkheden: of de studie, of juist de topsport. In dit interview vertelt Jordens Peters, oud-student aan de Universiteit van Tilburg én tevens aanvoerder bij Willem II over hoe hij zijn profvoetbalcarrière combineerde met zijn studie. Jordens, kun je ons misschien wat meer vertellen over je persoonlijke achtergrond en hoe je terecht bent gekomen bij Willem II? Ik ben opgegroeid in Berlicum, een dorpje bij Den Bosch. Hier zat ik bij de plaatselijke voetbalclub, BMC. Na het winnen van een toernooi binnen heel Brabant, werd ik opgemerkt door FC Den Bosch, waar ik vervolgens de hele jeugdopleiding heb doorlopen. Rond mijn 18e tekende ik mijn eerste contract bij FC Den Bosch en maakte ik mijn debuut. In deze periode rondde ik ook mijn atheneum af. Na mijn atheneum heb ik me ingeschreven bij de Universiteit van Tilburg, voor de studie Organisatiewetenschappen. Na zeven jaar bij FC Den Bosch kreeg ik in 2012 de kans om naar Willem II te gaan. Na mijn bachelor te hebben afgerond, heb ik de deeltijd master Management aan de Open Universiteit behaald. Kreeg je destijds bij de universiteit, zowel in Tilburg als op de Open Universiteit, de vrijheid en mogelijkheid om topsport met de studie te combineren? Ik heb al die tijd een topsportstatus gehad bij de Universiteit van Tilburg. Hierbij kreeg ik bijvoorbeeld de kans om een extra hertentamen aan te vragen als ik bij de eerste of tweede kans niet in staat was om deze te maken, bijvoorbeeld door een trainingskamp of wedstrijd. Echter kreeg ik destijds geen lagere ECTS-barrière in mijn eerste jaar, iets wat nu wel het geval is. Ze hebben de voorwaarden dus in de loop van de jaren steeds verder verbeterd. Ik kreeg hiernaast wel eens vrijstellingen voor groepsopdrachten, en een topsportcoördinator die mij hielp als ik hier behoefte aan had. Er werd zeker goed meegedacht. De universiteit had begrip voor je topsportstatus en hield hier ook rekening mee. Aan de Open Universiteit was het een deeltijd master, waar de focus meer op thuisstudie lag, wat ook goed bij mij paste. Hoe verliep het combineren van de studie en topsport persoonlijk bij jou? In het eerste jaar verliep het erg goed. Ik behaalde voldoende studiepunten om verder te mogen studeren. In de loop van de jaren ging het echter steeds moeizamer, omdat het steeds moeilijker te combineren was. Ik trainde erg veel, waardoor mijn medestudenten voor gingen lopen en ik op mezelf aangewezen was. Toen ik zoveel trainde was het erg moeilijk om de motivatie te vinden om naar colleges te gaan. Ik heb destijds met mijn topsportcoördinator gekeken naar wat het beste voor mij was. Hier kwamen we erop uit dat ik beter een of twee vakken per semester kon doen. Deed ik maximaal twee vakken per semester, dan haalde ik hiervoor een 8, maar volgde ik drie of meer vakken, dan haalde ik voor al deze vakken slechts een 5. Heb je ooit overwogen om te stoppen met studeren en je zo volledig te kunnen focussen op je voetbalcarrière? Uiteraard zitten er momenten in je studie waarbij je eraan denkt om te stoppen, maar op een gegeven moment ben je zo ver in je studie, dat het zonde is om het niet af te maken. Verder hielp het schema dat ik met mijn persoonlijke begeleider maakte goed, dus dat gaf ook extra motivatie om verder te gaan. Bovendien was ik me er altijd erg van bewust dat een voetbalcarrière ook niet eeuwig duurt, en er een grote kans is dat je de voetbaltop niet bereikt, of geblesseerd kan raken. Dit was een gedachte die me extra stimuleerde om de studie af te maken. Vervolgens heb je ervoor gekozen om een master aan de Open Universiteit te gaan doen, was dit met een speciale reden? Nadat ik mijn bachelor in Tilburg had afgerond, ging ik met mijn begeleiding om de tafel zitten. Uit dit gesprek bleek al snel dat zeven vakken en een masterthesis mij in een jaar zeker niet zou gaan lukken naast het voetbal. Een andere optie was een deeltijd master, alleen werd deze op dat moment niet in Tilburg aangeboden. Hierdoor viel mijn keuze op de deeltijd master Management aan de Open Universiteit. Dit sloot erg goed aan bij mijn drukke leven op dat moment. “Als je sportief sterk bent, en je hebt een goed stel hersens, is het zonde om van een van deze twee geen gebruik te maken.” Wat was voor jou de grootste uitdaging aan het combineren van topsport en een universitaire studie? Voor mij was dit toch vooral de energie die het kost. Bij het voetbal werk je de hele week naar een wedstrijd toe. In het begin van de week train je dus intensief en zwaarder. Ik wilde echter niet dat ik op de dag van de wedstrijd ook nog eens een aantal uur aan mijn laptop moest zitten voor de studie. Hierdoor verplaatste ik het meeste werk van mijn studie naar het begin van de week, en kwam mijn zwaartepunt van de studie ook in het begin van de week te liggen. Zo had ik een enorm zwaar begin van de week, waar je veel motivatie voor moet opbrengen. Faces Online wordt voornamelijk gelezen door studenten met interesse in de financiële wereld. Kun je wat meer vertellen over de financiële kant van de voetbalwereld? Binnen de voetbalwereld teken je een contract voor een aantal jaar. Zodra je contract dreigt af te lopen, gaat je zaakwaarnemer praten met de club en komen ze met een nieuw voorstel. Zo kan je bijvoorbeeld binnen 3 jaar doorgroeien van een wisselspeler naar een vaste waarde in het elftal, maar zal er in deze jaren niets veranderen aan
Geld en de Voetbalwereld
Welk bedrag denk jij te gaan verdienen als starter op de arbeidsmarkt na het behalen van een Masterdiploma aan de universiteit? De meeste studenten hebben wel eens wat onderzoek gedaan naar beginsalarissen en geconcludeerd dat drieduizend euro per maand een mooi begin zou zijn. In het huidige tijdperk is dit voor topsporters echter een schijntje. Vooral in de voetbalwereld zijn onvoorstelbare salarissen en buitenaardse sponsorcontracten eerder regel dan uitzondering. Recent werd duidelijk dat de Braziliaanse superster Neymar het absurde bedrag van 375000 euro ontvangt voor het zwaaien naar supporters. Daarnaast ontvangt hij een extraatje van twee miljoen euro voor het niet bekritiseren van zijn coach. Het is lachwekkend om te concluderen dat de gemiddelde Nederlander zo’n veertig jaar moet werken voor het bedrag wat Neymar aan bonussen op jaarbasis verdient. De topsportwereld is dus een miljardenbal geworden, maar is dit wel zo positief? Om verder te gaan met de torenhoge bedragen: Kylian Mbappe, de 19-jarige Franse voetbalster van dit moment, kan per jaar een inkomen van 17.5 miljoen euro bijschrijven op zijn bankrekening. Omgerekend is dit per dag zo’n vijftig duizend euro. Een bedrag waar de gemiddelde, zojuist afgestudeerde student ongetwijfeld voor zou tekenen om te verdienen op jaarbasis. Deze bedragen zijn echter niet altijd zo hoog geweest in de voetbalwereld. Waarbij FIFA in 1995 nog een totaal transferbedrag van ruim 400 miljoen telde, was dat in 2014 al bijna vertienvoudigd. Ter vergelijking: Johan Cruijff stond in de jaren zeventig bekend als de beste speler van de wereld en kreeg tijdens zijn toptijd bij Ajax vijfennegentigduizend gulden op jaarbasis en 1500 gulden per overwinning. Zelfs als je rekening houdt met inflatie, zijn de bedragen in de voetballerij dus gigantisch gestegen. ”Waar Europese clubs eens op eenzame hoogte stonden wat betreft successen, belangstelling en kapitaal, moeten ze nu nieuwe spelers op de markt dulden. Er is dus een concurrentiestrijd die zal worden bepaald door de club met de diepste zakken.” Deze bizarre ontwikkeling in de voetbalwereld heeft enkele oorzaken. De voornaamste reden is dat clubs kunnen beschikken over een groter kapitaal door een stijging van tv- en sponsorinkomsten. Sportkanaal Sky Sports heeft voor de uitzendrechten van drie seizoenen Premier League voetbal het astronomische bedrag van 7 miljard euro betaald. Daarnaast heeft een politieke beslissing in 1995 ervoor gezorgd dat er geen transfersom meer betaald moet worden voor een speler wiens contract is afgelopen. Dit ‘Bosman-arrest’ heeft geleid tot een forse stijging van het aantal transfers en salarissen, een ontwikkeling waar geen limiet op lijkt te zitten. Bovendien heeft de opkomst van China als voetballand bijgedragen aan de op hol geslagen transfermarkt. Spelers die in de Europese topcompetities hun tijd hebben gehad en nog snel wat centen willen binnen harken worden in China gretig ontvangen. Zo verdiende Carlos Tevez 40 miljoen euro per jaar bij de club Shanghai Shenhua, wat neerkomt op het niet te misstaande bedrag van 770000 euro per week. Waar Europese clubs eens op eenzame hoogte stonden wat betreft successen, belangstelling en kapitaal, moeten ze nu nieuwe spelers op de markt dulden. Er is dus een concurrentiestrijd die zal worden bepaald door de club met de diepste zakken. Tegenwoordig worden spelers niet zomaar gekocht puur om het behalen van sportieve successen. Het aankoopbeleid van een club kan worden vergeleken met het investeren van een bedrijf in nieuwe projecten, waarbij de focus ligt op het behalen van winst. Zo leverde de aankoop van Cristiano Ronaldo door Juventus afgelopen zomer een hoog rendement op voor de Italiaanse club. De aankoopsom van 112 miljoen euro werd al binnen enkele dagen terugverdiend door de verkoop van shirts en merchandise. Daarnaast steeg de koers per aandeel van Juventus, een beursgenoteerd bedrijf, zo’n 50% nadat bekend werd dat Ronaldo het team zou komen versterken. Voetballers van vlees en bloed kunnen in het huidige tijdperk beschouwd worden als merken en worden zo de belangrijkste factoren in de marketingactiviteiten van een club. Zijn de immense bedragen die tegenwoordig omgaan in de voetbalwereld niet te overdreven? Aan de ene kant is er het argument dat voetbalclubs fungeren als bedrijven in een markt en dat het dus een kwestie is van een vraag en aanbod. Aan de andere kant kan men spreken van een bubbel die op een gegeven moment zal klappen omdat er onrealistisch veel geld wordt gespendeerd aan spelers en contracten. Deze mening wordt ook vanuit de voetbalwereld zelf gedeeld: bovengenoemde Mbappe haalde recentelijk uit naar de volgens hem ‘obscene’ bedragen in de voetballerij. De tiener, afkomstig uit een bescheiden gezin, heeft weinig begrip voor de huidige uitgaven van clubs ook al is hij één van de duurste spelers aller tijden na een transfer van 180 miljoen euro. Uiteindelijk zal de toekomst uitwijzen of de bubbel zal knappen, of dat de ontwikkeling zich blijft voortzetten. Voor nu, mocht je nog een aardig potje kunnen voetballen, probeer het dan voor de zekerheid eens in China op het tweede niveau. Wie weet kom je na een jaartje terug met wat tonnen extra op je bankrekening, dan ben je direct van die studieschuld af.
“Munten zijn punten”, de economie van het professioneel voetbal
De economische aspecten van het professionele voetbal kunnen simpel worden samengevat: ‘Munten zijn punten.’ (met dank aan sportonderzoeksbureau Hypercube). In het algemeen zullen clubs met een relatief hoog budget beter presteren dan clubs met een relatief laag budget. Deze stelling is zeker correct op nationaal niveau. De zogenaamde traditionele top-drie, Ajax, Feyenoord en PSV, zijn in ons land de enige serieuze titelkandidaten. Het afgelopen decennium zijn er twee uitzonderingen op deze regel geweest. AZ won de titel in 2009, vooral dankzij het grote budget dat ter beschikking werd gesteld door sponsor en suikeroom Dirk Scheringa. Na de ineenstorting van het zakenimperium van Scheringa moest AZ het budget flink naar beneden bijstellen. Tijdens deze periode heeft het management van de club uitzonderlijk goed gepresteerd, waardoor AZ nu een vaste plek heeft veroverd in de subtop van het Nederlandse voetbal. De tweede uitzondering was FC Twente, dat de titel pakte in 2010. Na dit kampioenschap nam de clubleiding een aantal financieel onverantwoorde beslissingen. Daarom is FC Twente tegenwoordig een serieuze degradatiekandidaat. Voormalig voorzitter Joop Munstermann was altijd ‘Working on a Dream’ (Bruce Springsteen), maar deze droom is uitgedraaid op een nachtmerrie. Een wijze les die kan worden geleerd van deze twee voorbeelden: sub-top clubs moeten niet voor een langere periode willen aansluiten bij de traditionele top drie. Ajax en Feyenoord hebben allebei landelijk een grote aanhang, terwijl de fans van PSV weliswaar regionaal zijn geconcentreerd, maar erg loyaal. Bovendien zijn deze drie clubs stevig verankerd in het bedrijfsleven. “Het succes van ‘ondernemingen’ in de sport is positief afhankelijk van de aanwezigheid van concurrenten, iets wat sport onderscheidt van het reguliere bedrijfsleven.” In 1982 begon de commercialisering van het Nederlandse voetbal eindelijk op stoom toen shirtsponsoring werd geïntroduceerd. In de 35 jaar die volgden behaalde Feyenoord slechts vier titels. Ajax heeft sindsdien 13 titels kunnen vieren, terwijl PSV sindsdien maar liefst 16 keer kampioen is geworden. In het amateurtijdperk gingen de laatste elf titels naar elf verschillende clubs: ADO (1943), De Volewijckers (1944), FC Haarlem (1946), Ajax (1947), BVV (1948), SVV (1949), Limburgia (1950), PSV (1951), Willem II (1952), RCH (1953) en EVV Eindhoven (1954). De eerste vijf titels in het professionele tijdperk gingen eveneens naar vijf verschillende clubs: Willem II (1955), Rapid JC (voorganger van Roda JC, 1956), Ajax (1957), DOS (voorganger van FC Utrecht, 1958) en Sparta Rotterdam (1959). Vijf verschillende titelhouders in vijf professionele voetbalseizoenen: dat gaat waarschijnlijk nooit meer voorkomen, al kwam de periode 2008-2012 in de buurt: (PSV, AZ, FC Twente, Ajax). Stel je voor dat de selectie van Feyenoord zich in het seizoen 2011-2012 bewust was geweest van haar capaciteiten! In 1960 moest een play-off wedstrijd tussen Ajax en Feyenoord de Eredivisie beslissen. De wedstrijd eindigde uiteindelijk in 5-1, mede door drie goals van spits en voormalig international Wim Bleijenberg, die op dat moment slechts reserve bij Ajax was. Na dat jaar hebben, met uitzondering van de traditionele top-drie, alleen DWS (1964), AZ (1981 en 2009) en FC Twente (2010) de titel weten te bemachtigen. Binnen twee decennia is het voetbal voorspelbaar en minder competitief geworden. In Nederland zijn we gewend geraakt aan de dominantie van drie grote clubs. Het lijkt de amusementswaarde van de Eredivisie niet te hebben beschadigd. Met uitzondering van een aantal clubs (FC Groningen, Roda JC en Vitesse) zijn de toeschouwersaantallen bij de wedstrijden van een fatsoenlijk niveau, zelfs in kleine stadions van clubs als Excelsior. De kijkcijfers op televisie zijn ook behoorlijk hoog, evenals de aandacht van de media. In sommige landen lijkt de situatie nog veel erger te worden. Althans, als men de zaak bekijkt vanuit een competitieve invalshoek. In Duitsland bijvoorbeeld is ieder punt dat Bayern München verliest een echte sensatie. De club uit Beieren heeft in zes achtereenvolgende seizoenen de titel veroverd. Hetzelfde geldt voor de Franse competitie, waar de financiële mogelijkheden van Paris Saint-Germain na 2013 te veel zijn gebleken voor de rivalen, met uitzondering van AS Monaco, ook geen arme club, in 2017. In Italië wordt de Serie A sinds 2012 gedomineerd door Juventus. Wordt dit een probleem? Een centrale hypothese in de sport economie is de zogenaamde Louis-Schmeling paradox (Walter Neale, ‘The Peculiar Economics of Professional Sports’, Quarterly Journal of Economics, 1964). Het succes van ‘ondernemingen’ in de sport is positief afhankelijk van de aanwezigheid van concurrenten, iets wat sport onderscheidt van het reguliere bedrijfsleven. Naar mijn mening hebben Bayern München, Juventus en Paris-Saint Germain nog steeds te maken met concurrenten, alleen niet op nationaal niveau. Het doel van deze clubs is het winnen van de UEFA Champions League. Daar ondervinden ze nog steeds concurrentie van de Spaanse top drie (Atletico Madrid, FC Barcelona en Real Madrid) en Engelse topclubs als Arsenal, Chelsea, Manchester City, Manchester United, Liverpool en Tottenham Hotspur. Op Europees niveau hebben de grote clubs dus zeker nog te maken met concurrenten. En wat als Real Madrid de Champions League vijf keer achter elkaar zou winnen? Dit is al eens eerder gebeurd (1956 – 1960), en het professionele voetbal heeft dat ook overleefd.